Damiette of Damiate, stad in Beneden-Egypte, 12 K.M. van zee gelegen aan den voornaamsten rechter mondingsarm van den Nijl; 30.000 inw. De stad heeft eenige zijde- en katoenweverij, gering overblijfsel van de beroemde industrieën uit de 13e en 14e eeuw. — Oorspronkelijk steunpunt van het Mohammedaansche gezag in Egypte, werd de iets Noordelijker gelegen oude stad D. herhaaldelijk vanuit het Heilige Land bestookt. Na een eersten mislukten aanval in 1169 waagde eindelijk koning Johan van Jerusalem het met behulp van versterkingen, zoo juist door Olivier van Keulen’s geestdriftige predicatie in Acre aangekomen (onder Willem I van Holland en Otto II van Utrecht), een geregeld beleg voor de veste te slaan (29 Mei 1218—5 Nov. 1219). Maar dadelijk daarop keerden de Friezen en de Hollanders terug, mede brengend den roem van hun daden (de„damiaatjes”-legenden van Haarlem).
Twee jaar later was de stad weer aan de ongeloovigen (1221). Even vruchteloos verliep de Egyptische onderneming van Koning Lodewijk den Heilige. Ook hij richtte zijn aanval op D. Mei 1249 viel de stad. Maar een trage expeditie in de richting van Caïro mislukte; het geheele leger werd gevangen genomen en alleen tegen ontruiming van D. en een enorm losgeld kon Lodewijk vrij komen (Mei 1260). De Mamelukken, die zoo juist de baas waren geworden in Egypte, sloopten de stad en herbouwden haar, veiliger gelegen, landinwaarts. De daarna weer bloeiende stad (lederen weef-industrie) hield stand, toevallig juist zoolang als de politieke macht der herbouwers. Door den aanleg van het Mahmudye-kanaal naar Alexandrië in 1819, waardoor de stad een groot deel van haar handel verloor, verminderde de bloei zeer en het verval werd nog grooter door den aanleg van het Suezkanaal.