Dalwind - Berg- en dalwind vormen de periodisch voorkomende dagen nachtwinden der bergdalen en berghellingen. Hun bestaan is dikwijls tot ver in de vlakte te bemerken. Ze behooren bij elkaar als landwind en zeewind en komen daarmede overeen, niet alleen wat betreft den gelijken duur der periode maar ook om hun wijze van ontstaan. In alle berglanden is het verschijnsel van een dagelijksche wisseling van tegengestelde windrichtingen bekend.
Overdag, van omstreeks 9 à 10 uur ’s morgens tot zonsondergang, waait de wind in de dalen tegengesteld aan het verval daarvan; ’s nachts daarentegen ontstaat een luchtstroom in omgekeerden zin naar de uitmonding der dalen gericht, welke nog eenigen tijd na zonsopkomst blijft bestaan en uitsterft als het dal weer door de zonnestraling verwarmd is. De berg- en dalwinden ontwikkelen zich het sterkst in den bodem van het dal, doch zijn ook bemerkbaar langs de hellingen. Zelfs komen ze tot ontwikkeling om alleenstaande bergen als een naar den berg gerichte, langs de hellingen opstijgende luchtstroom overdag en een langs de bergwanden naar beneden dalende ‘s nachts. Het sterkst komt het verschijnsel tot uiting in nauwe en korte dalen, minder sterk echter in lange, breede dalen. Soms kent men aan de karakteristieke dagen nachtwinden bepaalde eigennamen toe.
In de dalen van de Himalaya waaien in alle jaargetijden de winden overdag naar boven, naar de hoogste deelen der bergketens en ’s nachts omgekeerd. De dalwinden bereiken hun grootste sterkte op de passen naar Tibet, waarom de inboorlingen bij voorkeur in de morgenuren de passen overtrekken om de woedende namiddagwinden te vermijden. De dalwind doet overdag de warme lucht met betrekkelijk groot waterdampgehalte uit de dalen en langs de hellingen opstijgen, wat een verhoogen der betrekkelijke vochtigheid der lucht in de hooge deelen van het dal en een sterke wolkenvorming om de toppen tot gevolg heeft, ’s Nachts voert de bergwind de vochtige lucht weer naar beneden, waardoor de wolken oplossen en het uitzicht van de toppen weer helder wordt. De hooge gebergten in de tropen zijn alleen bij zonsop- en ondergang helder te zien; reeds te 9 uur v.m. als de dalwind doorslaat, zijn ze door dichte wolken omhuld en aan het oog onttrokken. Verder op den dag leidt deze condensatie vaak tot lokale regenen onweersbuien.