Cyrano de Bergerac (Savinien de), vijfde kind van Abel Ier de Cyrano, heer van Mauvières, Bergerac en Saint-Laurent, en van Espérance Bellanger. Hij werd geboren te Parijs in 1619, in de parochie Saint-Sauveur, volgens anderen op het kasteel Bergerac in Gaskonje. Op zevenjarigen leeftijd ontving C., tegelijk met Henri Lebret, die steeds een trouw vriend voor hem gebleven is, het eerste onderwijs van een dorpspastoor en ging later naar het Parijsche „Collège de Beauvais”, waar hij bleef tot 1637. Het volgend jaar nam hij deel aan het beleg van Mouzon, als „garde-noble” onder de bevelen van kapitein Carbon de Casteljaloux, werd gewond, herstelde spoedig en nam dienst in een compagnie van den prins van Conti.
Maar in 1640 ontving hij voor Atrecht een geweldigen degenstoot aan de keel, die een einde maakte aan zijn militaire loopbaan. Te Parijs teruggekeerd, slaagde hij erin, na veel tegenstand overwonnen te hebben, toegelaten te worden tot de lessen van den wijsgeer Gassendi. Zoo kwam hij in aanraking met Chapelle, Bernier en Molière. In 1654 ging hij als „domestique”, d.w.z. huispoëet, inwonen bij den hertog van Arpajon, werd door een stuk hout, dat van een dak was losgeraakt, ernstig aan het hoofd gewond en zag zich onmiddellijk daarna hardvochtig door den hertog ontslagen. Gedurende veertien maanden genoot hij de gastvrijheid van den edelman Tanneguy Regnault en liet zich, toen hij zijn einde voelde naderen, overbrengen ten huize van een zijner neven, waar hij eenige dagen later, in 1655, stierf. — Als schrijver en dichter behoort C. de B. tot den groep der „libertins”. In zijn jeugd verkeerde hij, zij het slechts korten tijd, met losbollen en drinkebroers als de dichter d’Assoucy, Saint-Amant en Lignères. Maar wat hem vooral tot een echten „libertin” stempelt, dat is de vrije, anti-godsdienstige geest, waarvan zoowel zijn burleske en komische als zijn meer ernstige werken doortrokken zijn. In dit opzicht vertegenwoordigt C. de B., met mannen als de wijsgeer Gassendi, de reiziger Bernier, de dichter Théophile de Viau en vele anderen, een geestelijke strooming, die van de groote skeptici der XVIe eeuw, als Montaigne en Charron, voert naar de stelselmatig tegen iederen geopenbaarden godsdienst gekante wijsgeeren van de XVIIIe eeuw. — C. de B.’s werken bestaan uit: een Histoire comique des Estats et Empires de la lune, du soleil et des oiseaux, waarin op hoogst oorspronkelijke wijze allerlei sociale en wetenschappelijke vraagstukken behandeld worden; één en veertig brieven, Lettres satiriques, amoureuses, diverses, vol geestige, scherpe aanvallen, b.v. Contre Montfleury, contre Scarron, en welsprekende verhandelingen, b.v. Contre les médecins, Pour et contre les sorciers, Contre les Frondeurs; een blijspel, le Pédant joué, waarin zijn vroegere leermeester Granger gehekeld wordt en waarin voor het eerst een boer ten tooneele wordt gevoerd (zie BIEN), en eindelijk een treurspel, la Mort d’Agrippine, waarin aan Sejanus de taak opgedragen is, de ideeën der libertijnen te vertolken. — Gedurende zijn leven was deze man van den degen en de pen, wien Edmond Rostand’s comédie héroïque een nieuwe populariteit verschaft heeft, niet alleen bekend om de buitengewone afmetingen van zijn reukorgaan; hij werd ook door velen hooggeschat om zijn dapperheid, zijn schranderheid, zijn edelmoedigheid en zijn geestdriftige natuur. — Zie: Œuvres de C. de B. édition P.L. Jacob 2 vol., Paris, Garnier, 1896; Toldo, les Voyages merveilleux de C. de B. et de Swift (Revue des Etudes rabelaisiennes, 1906); Théophile Gautier, Les Grotesques; Pierre Brun, Savinien de C. B., sa vie et ses œuvres, 1893; F.T. Perrens, les Libertins en France au XVIIe siècle, 1896; Léo Jordan, Ein neues Ms. von Cyrano’s L’autre monde (Arch. f. d. Stud. de n. Spr. 1909, p. 64.)