Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2018

Cras

betekenis & definitie

Cras - (Hendrik Constantijn), Nederlandsch rechtsgeleerde, geb. 1739 te Leiden, overl. 1820 te Amsterdam. Hij studeerde te Leiden in de rechten en promoveerde daarin in 1769 op een proefschrift, getiteld: Specimen Iurisprudentiae Ciceronianae, quo Ciceronem justem pro A. Caecina causam dixisse ostenditur (Leyd. Bat. 1769), waardoor hij zich reeds terstond in binnen- en buitenland bekendheid verwierf. In 1771 werd hij professor in het Romeinsch en hedendaagsch recht aan het Amsterdamsche athenaeum; in 1775 werd hij tevens tot hoogleeraar in het staatsrecht benoemd.

In 1785 werd hij aangesteld als stadsbibliothecaris van Amsterdam; als zoodanig deed hij in 1796 een catalogus der Amsterdamsche bibliotheek verschijnen. In 1790 werd hij ook hoogleeraar in het natuur- en volkenrecht. Tengevolge van de revolutionnaire beweging van 1798 uit zijn ambt ontzet, werd hij na eenige maanden, toen de rust was wedergekeerd, daarin hersteld. Kort daarna benoemde men hem, als schadeloosstelling voor hetgeen hem was aangedaan, tot lid der Commissie van Twaalven, die belast was met het ontwerpen eener wetgeving voor de Bataafsche Republiek; in de door deze commissie ingediende ontwerpen is het personenrecht geheel van C.’s hand, terwijl de inleiding grootendeels van hem afkomstig is; door den loop der gebeurtenissen heeft het werk der commissie niet tot practisch resultaat geleid. In 1809 werd aan C. ook het onderwijs in het Fransche recht naar den Code Napoléon opgedragen.

Hij heeft de rechtsstudie te Amsterdam tot nieuwen bloei gebracht. Van zijn hand zagen talrijke verhandelingen het licht, waarvan de meeste zich bewegen op het gebied van het natuurrecht, de wijsbegeerte van het recht en de zuivere wijsbegeerte; hierbij zijn eenige met goud bekroonde antwoorden op prijsvragen, zoowel in verzamelwerken als afzonderlijk uitgegeven. Wij noemen hier slechts: Disputatio, qua demonstratur, nullum in Ethica Christiana praeceptum esse, quo et singuli cives in commodis suis sequendis, et principes in republica secundum politicas regulas administranda, impediantur (opgenomen in de werken van het Stolpiaansch legaat, D. IV, 1782); Over de gelijkheid der menschen, (Haarlem 1794); Disputatio de principiis doctrinae morum (Harlemi 1794); Verhandeling over de vraag, of eene nationale conventie de constitutie moet voorafgaan of volgen (zonder naam, Amsterdam 1795); Laudatio Hugonis Grotis (Amstel.1796). Hij werkte mede aan de Nieuwe Nederlandsche Jaarboeken;voorts verschenen vele bijdragen van hem in verschillende tijdschriften, ook op het gebied van kunst en letteren. Zijn Nagelatene Verhandelingen en Redevoeringen zijn door zijn leerling Johan Melchior Kemper, uitgegeven (2 dln., Amsterdam 1822).

< >