Cortona (pietro) - Cortona (Pietro da, eig. Pietro Berrettini da Cortona), Italiaansch schilder en architect, geb. 1596 te Cortona, gest. 1669 te Rome; 1609-1614 leerling van Commodi, daarna van Baccio Ciarpi. Zijn begunstigers waren de beide broeders Sacchetti en de Pausen Urbanus VIII en Alexander VII. Zijn eerste groote opdracht te Rome was de decoratie van het plafond der kerk S. Bibiana (1624-26).
Het altaarstuk in de Sacramentskapel van St. Pieter te Rome, de H. Drieeenheid, is ook van zijn hand (1628-32). Omstreeks 1633 begon hij met de beschildering van het Palazzo Barberini. 1634-37 was hij voorzitter („Principe”) van de Accademia di San Luca. Zijn arbeid aan het Palazzo Barberini werd 1637 onderbroken door een reis naar Florence, waar hij de opdracht kreeg in het Pal. Pitti de Camera della Stufa te decoreeren. Hij voltooide echter slechts 2 van de 4 fresco’s, daar zijn leerlingen door kuiperijen beproefden, hem de decoratie van Palazzo Barberini te ontnemen. Einde 1639 beëindigde hij zijn arbeid aldaar en trok nu weer naar Florence, om zijn onderbroken werk in het Palazzo Pitti te voltooien. De groothertog droeg hem tevens de decoratie van een zevental andere zalen op.
Hij begon hiermede, maar na de Venus-, Zeus-, Mars- en Apollozaal (gedeeltelijk) gedecoreerd te hebben, vertrok hij, waarschijnlijk om oneenigheid met leden der groothertogelijke familie, naar Rome. De Apollozaal en ook de Saturnuszaal werden voltooid door zijn leerling Ciro Ferri. In 1647 vertrok Cortona weer naar Rome. Zijn hoofdwerk van de volgende jaren was de decoratie van de Chiesa Nuova (S. Maria in Vallicella), waar hij reeds 1633 aan het plafond geschilderd had. Behalve aan kleinere werken in dien tijd (Galleria v/h. Palazzo Pamfili voor Paus Innocentius X, 1651-1654) tot stand gekomen, werkte hij ook als theoreticus; tezamen met den Jezuïet Domenico Ottonelli gaf hij een Trattato della pittura e scultura, uso et abuso loro, composto da un Teologo e da un Pittore in het licht (1652). Nog tijdens zijn arbeid aan de Chiesa Nuova nam hij tevens de Sopraintendenza (oppertoezicht) over de mozaiekwerken in St.
Pieter, en de uitvoering van cartons voor de mozaiekkoepels van het rechterschip op zich, een opdracht, die hem tot zijn dood bezig hield. In 1665 legde hij de laatste hand aan het werk in de Chiesa Nuova. In den St. Pieter nam Ciro Ferri na 1670 zijn taak over. Van zijn schilderijen stammen de meeste uit de tweede Romeinsche periode (1647-69). Te noemen zijn: Madonna met Kind en de H. Martina; Nero en Octavia (beide Louvre Parijs); Madonna met Heiligen (Milaan); Simson’s gevangenneming en Isaak’s offer (Harrachsche Galerie-Wien), enz. C. was ook architect. In zijn vroegen tijd was zijn grootste werk de bouw van de onderkerk van S. Martina en de daarbij behoorende bovenkerk van S. Luca aan het Forum (1634-47).
In 1645 werd een aanvang gemaakt met den bouw der Chiesa Nuova te Florence (thans S. Firenze). Het werk bleef echter liggen en werd eerst in de 18e eeuw veranderd voltooid. In hoeverre Cortona deel had aan den bouw van S. Carlo al Corso te Rome, is moeilijk te bepalen. Wel bouwde hij (1655-56) de fassade van de kerk S. Maria della Pace. Naar aanleiding daarvan werd hij tot Cavaliere verheven. Van 1658-62 bouwde hij de fassade der Kerk S. Maria in via lata aan den Corso en den Porticus daarachter. Zijn laatste, groot architectonisch werk was het ontwerp voor de Louvre-fassade te Parijs (1664); te zamen met Bernini, e. a. Geen der Italiaansche ontwerpen werd ten slotte aangenomen. C.’s beteekenis voor de ontwikkeling der Italiaansche schilderkunst staat op één lijn met die van Bernini voor de beeldhouwkunst en van Borromini voor de architectuur.
Hij legt den nadruk op een persoonlijke, individualistische richting tegenover de klassicistische strooming van zijn tijd. In zijn plafondschilderingen voert hij consequent de schildering in onderaanzicht („dal sotto in sù”) door en doorbreekt de zoldering geheel. In zijn compositie weet hij door clair-obscurwerkingen grootere indeeling der massa’s te bereiken. Zijn coloriet is helder en warm, en wordt in zijn latere werken steeds lichter. Bij Cortona valt, evenals bij Bernini, een sterke invloed van Correggio waar te nemen. Van hem gaat de individualistische richting der „Macchinisti”, der groote frescoschilders uit, die in de 18e eeuw in Tiepolo culmineert. Leerlingen van C. zijn: Ciro Ferri, Pietro Testa, Luca Giordano, Fr. Romanelli, e. a. Als barokarchitect was C.’s invloed, naast dien van Borromini groot, ofschoon hij niet, zooals Borromini dit deed, de laatste consequentie’s der nieuwe richting trok.
Litteratuur in Thieme-Becker’s Künstlerlexikon.