Correctie (typographie), het verbeteren van fouten en het aanbrengen van veranderingen in drukproeven. Door de groote vlugheid, waarmee het zetten geschieden moet, is het insluipen van fouten zoo goed als onvermijdelijk, zelfs wanneer de zetter met de grootste nauwkeurigheid werkt. De copie (d. i. het origineel, in de meeste gevallen handschrift) is gewoonlijk onduidelijk geschreven, soms bijna onleesbaar, en bij het ontcijferen kan de zetter licht mistasten. Ook kan de copie zelf fouten bevatten.
Correctie is daarom steeds noodzakelijk. De c. omvat het aangeven van de noodzakelijke verbeteringen op de drukproef en het aanbrengen dier verbeteringen in het zetsel. Het eerste wordt gedaan door den auteur of door een specialen corrector, het laatste door den zetter. Het nauwkeurig doorlezen en verbeteren van drukproeven vereischt veel kennis, een hoog-gespannen opmerkzaamheid en een vlug oordeel. Goed en vlug corrigeeren is een eigen vak, dat door veel oefening moet worden aangeleerd. De corrector heeft niet slechts acht te geven op gewone taal- en zetfouten en op slechte interpunctie, maar ook op onjuistheden en stijlgebreken, op zinstorende onduidelijkheid, op al wat met inhoud of strekking van het onderwerp in strijd is en moet dit verbeteren of, indien het niet de auteur zelf is, die corrigeert, diens aandacht er op vestigen. Belast de auteur zich niet met het revideeren, dan moet nog grooter voorzichtigheid worden betracht. De corrector moet verder toezien op allerlei afwijkingen van typographische regels.
Hij heeft bij het aanbrengen van een ingrijpende verandering bovendien rekening te houden met de moeite, die zij den zetter veroorzaakt; hij moet er naar streven die moeite zooveel doenlijk te beperken, door de noodzakelijke verandering te vereenvoudigen, waaraan men den geroutineerden corrector herkent. Ook het aangeven van de verbeteringen moet met zorg geschieden, opdat de zetter gemakkelijk kan begrijpen, wat bedoeld wordt en geen misverstand kan plaats hebben. Als eerste regel geldt: niet meer door te halen dan strikt noodzakelijk is en aan den kant der proef alleen dàt te schrijven, wat nieuw moet worden gezet. Moet in een woord b.v. één letter worden veranderd, dan mag alleen die letter worden doorgehaald en aan den kant der proef mag alleen de letter worden geschreven, die er voor in de plaats, moet komen. Het niet-oordeelkundig corrigeeren kan oorzaak zijn, dat niet alleen de betrokken pagina, maar ook de volgende moeten verloopen, d.w.z. dat het zetsel van de voorgaande gedeeltelijk op de volgende pagina’s moet worden overgebracht. In eene prijsopgave rekent de drukkerij op de gewone onvermijdelijke correctie, maar deze z.g. extra-correctie wordt afzonderlijk berekend en beloopt spoedig een vrij hoog bedrag. Bij het corrigeeren is men gewoon zich van een aantal teekens te bedienen, die het aangeven van de correctie zeer vereenvoudigen. Zonder die teekens zou een proef met veel fouten en veranderingen een zeer onduidelijk aanzien verkrijgen en door den zetter slechts met veel tijdverlies zijn te bewerken; ongeacht het gevaar van misverstand en over het hoofd zien van fouten.
Het Jeerste wat de zcttea te doen heeft is te gaan zitten. Hij neemt daar, toe de copij voor zich. Kopy noemt hij wat gij eer get onginul zoudt noemen, namelijk uw stok. dat zal gedrukt worden, uwe stuk, waarmee gij pe wereld verlakken zult. Hot heet maar hier copij ulsof ’t schuine werk, dat u u beroerd zal maken maar ge copierd wade.
Misschien denkt dat gij ter liefde van de zotten een keurig afschrifthebt vervaardigd van het genn olie kladwerk, dat no§ in porte feuille ligt. Hoe die zij, of het een bruilojsdicht geldt of een prins courant, of uw veel gelogen bijdrage, het copij blijft.
Hierin zouden, na correctie, de volgende correctieteekens voorkomen:
/x Hetyjéerste wat de z^tte^T te doen heeft /£ is te gaan fitten. Hij neemt daartoe de /fZ fp ft ffopij voor zich. Kop/" noemt pij wat gij eer /{&) ft ft ftt ojfginj/ll zoudt noemen, nam^ijk uw L) ft st^kl dat zal [gedrukt/worden), uw^ stuk,' cO UjieUft waarmee gij pe wereld verlfytyten zult. Hfft ft <J) ft /k heet ipiaai/hlèi) j/opij ^lsof ’t sch$he werk, //#&[pn ft dat u p beroemd -zal maken/maar gejtfp/, 2 ftj ftepi^rd wa/tyft/? l'm»' ^ Misschien denkt^dat gij/ter liefde van d^~ /^ ft ft, z^tteg' een pemrfg afschrifi|iebt vervaardigd / ft ft Hkvan het gen$—$lfe kladwerk, dat nop in ft ~—1 C porteCfeuille ligt.nHoe di^ zij, of het een ft o lr fjibruilo/sdicht geldt/ of een pr/j&Ccourant, of ft ~Hp uw veel gelden bijdrage, het blijft/ ZtyfDe meeste dier algemeen gebezigde teekens vindt men bijeengebracht in vorenstaand voorbeeld van een drukproef met de meest voorkomende correcties, overgenomen uit „De Courant” van R. van der Meulen (uitg. A. W. Sijthoff, Leiden, 1885). Allereerst de drukproef, gelijk ze den corrector bereikt: (Zie hierboven).
Bij aandachtig doorzien van beide voorbeelden zal men hebben waargenomen: Komt in een woord een verkeerde letter voor, dan merkt men die letter met een streep en zet aan den kant der proef, ter hoogte van den regel, waarin het woord voorkomt, een gelijke streep, met de goede letter(s) ernaast. Stuit men onmiddellijk, b.v. een of twee woorden of een regel verder op een soortgelijk geval, dan bezige men ter wille van de duidelijkheid voor den zetter, niet een gelijke streep, maar liever een streep met een vlaggetje van onder of van boven. Een letter, die stuk is, niet duidelijk „uitkomt”, vereischt een bijzonder teeken; deed men bij de h in den derden regel van het voorbeeld evenzoo als met een foutief gezette letter, dan zou de zetter een h doorgeschrapt en tevens een h in de plaats gezet vindende, aan een vergissing van den corrector kunnen denken en de verbetering onuitgevoerd laten; daarom geeft men het stuk-zijn van een letter aan door er een cirkeltje omheen te halen (zie voorbeeld). Zulke bijzondere teekens gebruikt men ook om eenige andere fouten aan te stippen: bijv. voor de onjuiste vereeniging van twee of meer woorden tot een enkel woord (voorbeeld: afschrifthebt), voor het foutief verdeelen van een woord in twee woorden (voorbeeld: porte feuille), voor het gekeerd staan van een letter, voor overtollige letters of woorden, welke weggenomen moeten worden, voor het ongelijk staan, het „dansen”, der letters (voorbeeld: kladwerk), het gerezen staan van „wit” (voorbeeld: vóór ’t woord eerste) enz. Moeten twee opeenvolgende woorden omgezet, dan omhaalt men ze als op het voorbeeld (5e regel) is aangegeven; bovendien worden onder zoodanige om te zetten woorden nog wel cijfertjes gezet, die de gewenschte volgorde aangeven, in dit geval onder „gedrukt” een 2 en onder „worden” een 1. Heeft de corrector in den tekst iets doorgehaald, wat bij nader inzien kan of moet blijven staan, dan herstelt hij de doorhaling door stippels onder het doorgehaalde te zetten. Nadat de door den corrector alle op de proef aangegeven correctie door den zetter in het zetsel overgebracht is, wordt er opnieuw proefgetrokken om na te gaan, of de fouten inderdaad alle zijn verbeterd en er geen nieuwe zijn gemaakt. Deze tweede behandeling van een drukproef noemt men revisie; bij belangrijk werk wordt deze nog gevolgd door een laatste of persrevisie. De revisie van bovenstaand voorbeeld zal lezen als volgt:
Het eerste wat de zetter te doen heeft is te gaan zetten.
Hij neemt daartoe de kopij voor zich. Kopij noemt hij wat gij eer het orginieel zoudt noemen, namelijk uw stuk, dat zal worden gedrukt, uw stuk, waarmee gij de wereld verlichten zult. Het heet hier maar kopij alsof ’t schoone werk, dat u beroemd zal maken, maar gekopieerd ware. Misschien denkt men dat gij, ter liefde van den zetter, een keurig afschrift hebt vervaardigd van het geniale kladwerk, dat nog in portefeuille ligt.
Hoe dit zij, of het een bruiloftsdicht geldt, of een prijscourant, of uw veel gelezen bijdrage, het blijft kopij.