Corpus juris Canonici, in het kerkelijk recht sinds Gregorius XIII („Cum pro numero”, 1 Juli 1580) de samenstelling van het Decretum Gratiani, de decretalen van Gregorius IX, Liber VI Decretalium van Bonifacius VIII, de Clementinae, Extravagantes van Joannes XXII en de Extravagantes Communes; ook wordt C.j.c. gebruikt in den zin van Benedictus XIV („Jam fere” 1746) voor den inhoud van de gezamenlijke kerkel. wetgeving. De hoofdbron van het algemeen kerkel. recht, dat door latere wetgeving en algemeene gewoonten aangevuld of veranderd is. Daarom hebben op ’t Vaticaansch Concilie vele bisschoppen aangedrongen op een nieuwe bewerking van het C.j.c. Bij Motuproprio van 19 Maart 1904 „Arduum Sane” heeft Pius X een commissie van 16 Kardinalen ingesteld voor de nieuwe codificatie (zie Nederl. Kathol.
Stemmen, 1904 blz. 129). De nieuwe Codex j.c. trad in werking in 1918 onder den opvolger van Pius X, Benedictus XV. Zie ook KANONIEK RECHT.