Conti - Fransch geslacht, jongere zijlinie van het Bourbonsche huis Condé, die haar naam ontleende aan het stadje Conty bij Amiens.
1) Frans van Bourbon, prins van C., 1558— 1614, tweede zoon van Lodewijk I, prins van Condé, streed onder Hendrik IV tegen de Ligue.
2) Armand van Bourbon, prins van C., 1629 — 1666, broeder van den grooten Condé, werd aanvankelijk opgeleid voor den geestelijken stand, koos zich echter den militairen loopbaan, nam deel aan den strijd der Fronde, eerst tegen Condé en het hof, daarna met Condé tegen het hof, werd in 1650 met zijn broeder gevangen genomen, in 1651 weder in vrijheid gesteld. Aan den opnieuw uitgebroken Frondekrijg nam hij maar even deel; hij verzoende zich met het hof en huwde de nicht van Mazarin, Anna Maria Martinozzi. Hij streed tegen Spanje, dat na 1648 den oorlog had voortgezet; wijdde zich later aan het bestuur der provincie Languedoc. In zijn nalatenschap vond men een geschrift tegen het tooneel: Traité de la comédie et des spectacles; ook schreef hij: Mémoires touchant les obligations des gouverneurs de province et ceux servant à la conduite et direction de sa maison.
3) Louis Armand, prins van C., graaf van Pezenas. 1661—1685, oudste zoon van den voorgaande. Hij huwde met een dochter van Lodewijk XIV, Maria Anna van Bourbon, mademoiselle van Blois. Zijn onrustige geest dreef hem naar den oorlog in Hongarije tegen de Turken.
4) François Louis, prins van Roche-sur-Yon en C., 1664—1709, broeder van den voorgaande. Werd opgevoed onder het toezicht van den grooten Condé, die zijn militairen aanleg ontwikkelde; hij kreeg echter geen aanstelling bij het leger en volgde daarom den joyeusen kruistocht zijns broeders in Hongarije. In zijn briefwisseling liet hij zich spottend over den koning en Madame de Maintenon uit, waarom hij verbannen werd naar Chantilly. Mede op aandringen van Condé weder in genade aangenomen, diende hij onder Luxembourg en toonde zich een braaf soldaat.
Een deel der Poolsche Magnaten koos hem in 1697 tot koning van Polen; hij reisde tot Danzig, keerde echter terug en zag af van de kroon, omdat hij zich tegen zijn mededinger, keurvorst August van Saksen, niet opgewassen gevoelde. Hij werd nu gouverneur van Languedoc; in 1703 kreeg hij het opperbevel over het Fransche leger in Italië.
5) Louis François, prins van C., 1717—1776, kleinzoon van den voorgaande, voerde in 1744 het oppercommando in Piémont; in 1745 maakte hij den veldtocht in Duitschland mee, en in het volgende jaar dien in Vlaanderen, waar hij Bergen en Charleroi innam.
6) Louis François Joseph, prins van C., 1734—1814, zoon van den voorgaande, leefde op zijn goederen, zonder eenig burgerlijk of militair ambt te bekleeden. In 1789 geëmigreerd, keerde hij in 1790 in Frankrijk terug; van 1793—1795 was hij gevangen; na den 18 Fructidor (4 Sept. 1797) werd hij verbannen. Met hem stierf het geslacht C. in wettige linie uit.
7) Amilie Gabrielle Stéphanie Louise, natuurlijke dochter van prins Louis François, bekend door hare Mémoires (2 deelen, Parijs 1797), waarin zij van haar avontuurlijk leven verhaalt. Door haar verwanten ontvoerd, werd zij tot een huwelijk met een ruwen man gedwongen, die haar jaren lang op grove wijze behandelde, tot het haar gelukte, haar echtverbintenis ongeldig te doen verklaren. Deze Mémoires leverden Goethe de stof voor zijn drama: Die natürliche Tochter. — Litt. Michel Bréal, Les personnages originaux de la „Fille Naturelle”, in: Deux Etudes sur Goethe, Paris 1898.