Contes - Fr. vertelling van kleineren omvang, een genre, dat in de letterkunde van nagenoeg alle, zoowel oude als nieuwe volken, voorkomt. (Lat. fabula, fabella, It. racconto, novella, Sp. novela, Eng. tale, Hd. Erzählung, Schwank). Van vele dier vertellingen is dezelfde kern, in wisselende inkleeding, bij verschillende volken te herkennen; van sommige heeft men den oorsprong in het verre Oosten, in Indië gevonden. Soms zullen zij langs literairen weg, dikwijls ook door mondelinge overlevering verbreid zijn.
Een deel werd verzameld in de middeleeuwsch-latijnsche Gesta Romanorum en Disciplina clericalis, en daardoor verder verspreid. Dit alles kan men volkskunst noemen. In later tijd werd de vertelling als kunstgenre door tal van dichters en schrijvers beoefend. Ook gaven de vertellingen stof voor dramatische bewerking. In Italië wordt het genre vertegenwoordigd door Boccacio (Decamerone, een bron, waaruit vele latere vertellers ruimschoots geput hebben), Poggio-Bracciolini, Sacchetti, Bandello, Giraldi, Parabosco, Masuccio (il Novellino) en vele anderen; in Engeland door Chaucer (Canterbury Tales), Gower, Lydgate, Dryden, Prior, Hawkesworth, Dickens, enz.; in America door Edgar Poe (Tales of the Grotesque and Arabesque, vertaald door Charles Baudelaire), Marc Twain, enz.; in Duitschland door Hans Sachs, Burkard Waldis, Hagedorn, Zacharia, Schubart, Brentano, Wieland, Hoffmann, Tieck, Sacher Masoch, enz.; in Spanje door Juan Manuel, Cervantes (Novelas ejemplares), Antonio Trueba, enz.; in Denemarken door Andersen; in Noord- en Zuid-Nederland door: de Middeleeuwsche boerden, sproken en exempelen; door Dirc Potter (Minnenloop), Cats, Bilderdijk, Staring, en uit den laatsten tijd Heijermans (S.
Falkland); en eindelijk in Fr. door een onafgebroken rij van schrijvers en dichters. Uit de Xlle tot de XVe eeuw dagteekenen de Fabliaux of Fableaux. Zie J. Bédier, Les fabliaux (Paris 1911). daarna komen de Cent nouvelles Nouvelles uit den tijd van Lodewijk XI, les Serées van Bouchet, Récréations et joyeux devis van Bonaventure Despériers, de Heptaméron van Marguerite de Navarre. In de XVIIe eeuw verschenen de Contes van d’Ouville, Perrault (C. de ma Mère l'Oie), Mme d’Aulnoy, La Fontaine; in de XVIIIe eeuw die van Voltaire (Romans philosophiques), Piron, Grécourt, Hamilton, Marmontel, Voisenon; en in de XIXe eeuw die van Charles Nodier ( Contes fantastiques), Balzac (Contes drolatiques, in de taal van Rabelais), Hégésippe Moreau, Zola, Flaubert, Daudet, Lemaître, France, Sylvestre, Huysmans, de Banville, Coppée, de Maupassant, Erckmann-Chatrian, enz.