Congruisme (Lat.: congruere, samenloopen, term uit de leer der genade, speciaal in de R. Kath. theologie, volgens welke de zaligheid van den mensch, die van Gods wege geroepen wordt tot het geloof, mede afhangt van de overeenstemming (congruiteit) van deze roeping met den aard, den zielstoestand en de omstandigheden, waarin de mensch zich juist bevindt. Het c. tracht het midden te houden tusschen de opvatting, die de zaligheid alleen aan God (n.l. de roeping, de genade) toeschrijft èn die den nadruk legt op den mensch (n.l. zijn vrijen wil en keuze); tusschen Augustinus en Pelagius. Het werd in den dogmatischen strijd tusschen de Dominicanen (Aug.) en Jezuïeten (Pelag.) in de 17e eeuw voorgestaan door de z.g. Congruisten, hoofd Kardinaal Bellarminus. Ook in Prot. (Geref.) kringen vond het weerklank: aan de theol. school H. Saumur (Pajon).
Laatstelijk is het min of meer overgenomen door Shedd, vertegenwoordiger van de z.g. Old school aan het theol. Seminarie te Princeton (N.-Amerika). Het C. vormt een van de vele proeven (verwant is het synergisme) van oplossing der problemen betreffende de goddelijke Almacht en genade en de menschelijke vrijheid en verantwoordelijkheid, die zoowel religieus-ethisch als psychologisch-dogmatisch zoo zwaar zijn.