Concrementen - steenharde lichamen, welke bij den mensch en ook bij de huisdieren worden gevonden in de holten van verschillende organen, b.v. als nier-, blaas-, gal- en dreksteenen. De meeste bestaan in hoofdzaak uit kalkzouten, welke zijn neergeslagen uit den inhoud van die holten. Ze zijn somtijds poreus, dan weer heel vast; nu eens zijn ze gelijkmatig van samenstelling en onregelmatig van vorm, dan weer hebben de zouten zich in concentr. lagen afgezet om een kern, welke van verschillenden aard kan zijn. Terwijl bij den mensch gal- en niersteenen de grootste beteekenis hebben, vindt men deze bij de huisdieren heel zelden.
Bij de huisdieren vindt men concrementen meer in de vesica urinae en bij mannelijke dieren in de urethra. Bij paarden zijn darmsteenen, vooral in het colon, maar ook in het coecum, niet zeldzaam. Men vindt ze vooral bij molenaars- en bakkerspaarden, indien deze veel meel krijgen. Ze kunnen de grootte krijgen van een kinderhoofd, zijn bijna altijd zeer vast en bestaan dan uit concentrische lagen met een kiezelsteentje, een stukje metaal of een ander hard voorwerp als kern. Dikwijls zijn recidiveerende kolieken het gevolg er van.
Speekselsteenen vindt men voornamelijk bij paarden in den ductus Stenoni. Bij herkauwers vindt men in de maag behalve losse haarballen ook wel vaste ballen van haren of wol omgeven door een gladde harde korst, welke uit slijm en zouten bestaat. Deze noemt men Aegagropili of ook wel wel Bezoaren, ofschoon de echte Oostersche bezoaarsteenen, welke in de magen van Oostersche geiten en antilopen worden gevonden, een andere samenstelling hebben en volgens Perls in hoofdzaak uit een zuur bestaan, dat alleen daarin gevonden werd en Lithofellinzuur genoemd is. In de luchtzakken van het paard heeft men enkele malen steenharde voorwerpen gevonden, welke geen echte concrementen zijn, maar ingedroogd etterig exsudaat.