Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 15-11-2018

Commissionnair

betekenis & definitie

Commissionnair - Iemand, die op zijn eigen naam of firma, en tegen het genot van zeker loon of provisie, op order en voor rekening van een ander (den committent) daden van koophandel verricht (art. 76 K.). Hij is, even als ware het zijn eigen zaak, rechtstreeks jegens zijnen mede contractant verbonden. Hij is jegens dezen niet gehouden den persoon op te geven, voor wiens rekening hij de handeling verricht heeft (art. 77 K.) Deze laatste (de commissiegever) heeft geen recht van vordering tegen hem, met wien de c. gehandeld heeft, evenmin als hij, die met den c. gehandeld heeft, den commissiegever kan aanspreken (art. 78 K.). Indien echter een commissionnair in den naam van zijn lastgever heeft gehandeld, worden zijne rechten en verplichtingen, ook ten aanzien van derden, geregeld door de bepalingen omtrent lastgeving, (art. 79 K.) — Artt. 80 en v. K. geeft den c. een voorrecht voor zijne vorderingen op den commissiegever, terwijl hij als lasthebber tevens krachtens art. 1849 B. W. een recht van terughouding heeft (art. 85 K.). Bedoeld voorrecht kan hij uitoefenen niettegenstaande faillissement of surséance van betaling van den commissiegever (art. 84 K.). — In geval van faillissement van den c. kan de commissiegever de in commissie gegeven koopmanschappen terugvorderen, zoolang deze zich nog in natura onder den c. bevinden of onder een derde, die ze voor dezen bezit of bewaart, behoudens de verplichting van den commissiegever om den faillieten boedel schadeloos te houden voor al het reeds betaalde of nog verschuldigde wegens rechten, vracht, commissie, verzekering, averij-grosse en al hetgeen verder tot behoud der koopmanschappen is aangewend. Hetzelfde recht van terugvordering bestaat ook ten aanzien van den koopprijs van in commissie gegeven en door den e. verkochte en geleverde goederen, voor zoover de koopprijs niet vóór diens faillissement mocht zijn gekweten, al ware het dat de c. eenig voordeel had berekend als waarborg voor den kooper, of voor het zgn. „del credere” (art. 240 K.). In geval de in commissie gegeven koopmanschappen door een derde te goeder trouw zijn in beleening genomen, behoudt de commissiegever zijn recht van terugvordering, maar is daartegenover verplicht aan den geldschieter te voldoen het bedrag van het daarop geschoten geld, met de verschuldigde interessen en kosten (art. 241 K.). Zie ook COMMISSIEHANDEL.

< >