Commelin (Jan), geb. te Brussel in 1548, als zoon van Jan C. die in 1586 door den bloedraad ter dood veroordeeld en onthoofd werd, en van Catharina Potier gezegd De la Motte. Kort na den overgang der stad moet hij zich te Amsterdam gevestigd hebben, waar hij in 1582 als weduwnaar van Marritgen van Schaverbeecke trouwde met Trijn Jansdochter Valckenier. Uit het privilegie van den derden druk van Taffin’s „Boetveerdicheyt des levens”, in 1600 verschenen, blijkt, dat hij reeds sedert 1694 werkjes van dezen predikant had uitgegeven, ofschoon zijn adres niet op die boekjes vermeld staat. Op de titels van een tweetal zijner uitgaven, van 1600 en 1601, komt het drukkersmerk van zijn bloedverwant en vakgenoot Hieronymus C. te Heidelberg voor, wat bewijst, dat Jan diens zaken althans ten deele te Amsterdam voortzette.
Sedert diens dood in 1597 was hij met twee familieleden in de Heidelbergsche zaak betrokken, welke vermoedel. in of kort na 1604 naar Amsterdam is overgeplaatst. Zijn zoon Jan, in 1599 op 22-jar. leeftijd met Neeltgen Coppit Jacobsdr. getrouwd, oefende den boekhandel aan ’t zelfde adres als zijn vader uit, nl. in de Molensteeg. Deze zoon is vóór 1604 overleden, waarna de vader de zaken voortzette, en in 1860 tevens betaalmeester der soldaten werd. Hij stierf in 1605 en zijne weduwe dreef vervolgens boekhandel en uitgeverszaak tot haar dood in 1621. Uit stukken, de nalatenschap betreffende, blijkt nog, dat C. een filiaal te Genève had, waar een belangrijke voorraad boeken was. De drie overgebleven zoons, Abraham, Isaac en Jacob, voelden zich blijkbaar meer tot den wetenschappel. boekhandel, zooals de Heidelbergsche firma dien uitoefende, aangetrokken en in 1624 hadden de beide laatsgenoemden zich dan ook reeds in de academiestad Leiden gevestigd.
Ook Abraham stichtte daar in 1626 eene drukkerij en uitgeverszaak, welke hij tot omstreeks het midden der 17de eeuw dreef, toen hij in zijn geboortestad als kapitein der stadssoldaten werd aangesteld. Reeds in 1652 gaf hij onberaden last tot het schieten door zijne soldaten op de opdringende menigte bij eene terechtstelling op den Dam, waarna hij vluchtte, vervolgens ingedaagd werd en niet verscheen, zoodat zijne verbanning volgde. Isaac was in 1641 reeds naar Amsterdam verhuisd, waar hij nog in het zelfde jaar stierf. Zijn zoon Casparus trad sedert 1659 mede als uitgever op en is vooral als courantier en stede-beschrijver bekend geworden. Zie: Burger, De Amsterdamsche boekdrukkers. IV. 1915.