Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 15-11-2018

Collie (hond)

betekenis & definitie

Collie (hond) - Collie, naam, dien men aan den Schotschen herdershond geeft. Oorspronkel. noemde men de zwarthoofdige schapen in Noord-Engeland „coalleys”, welke naam later op de herdershonden is overgegaan. Met de zwarthoofdige schapen is deze herdershond uit N. Engeland in de 17de eeuw in Schotland gekomen, waar dit ras zich in de Schotsche hooglanden verder ontwikkelde. De c. is een prachtige, mooi behaarde hond van 50-60 c.M hoogte.

De kleur is zwart of zwartbruin, de binnenvlakte der beenen, het voorhoofd, de borst, de buik en de punt van den staart zijn wit. De kleur loopt nogal uiteen, is soms zelfs grijsbruin. Het haar is lang, glanzend en golvend, behalve aan den spitsen kop en aan de voeten. Het dekhaar is vrij hard, het onderhaar, vooral ’s winters, zacht en dicht als een pels. Vooral aan hals en borst is de beharing lang, zoodat dikwijls een prachtige kraag gevormd wordt.

De C. is vrij hoog op de been, de bewegingen zijn veerkrachtig. De schedel is vlak, de snuit spits, de oogen zijn amandelvormig. Als herdershond wordt de C. hier niet gebezigd; in de laatste jaren echter veelvuldig als huishond gehouden; hij is geruimen tijd de mode-hond geweest. Mooi is de C. wel, doch in den omgang is hij dikwijls stug, vreemd en wantrouwend. Ook lijden de honden dikwijls aan huidziekte. Er is ook een kortharige collie.

< >