Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 15-11-2018

Cochenille

betekenis & definitie

Cochenille - Coccus cacti, een schildluis *. Leeft in Mexico op den Nopal-cactus (Nopalia coccinellifera), wordt echter ook in Midden- en Z.-Amerika, in West- en Oost-Indië, aan de Kaap de Goede Hoop, in Spanje en Algiers gekweekt. Het mannetje is 1.2 m.M., het wijfje 2 m.M. lang, karmijnrood gekleurd. De wijfjes worden door waterdamp gedood en op blik gedroogd; zij schrompelen dan sterk, krijgen eene zwartbruine kleur, werden daarom in vroegere eeuwen voor gedroogde bessen gehouden. In de dieren bevindt zich de C., een roode kleurstof, nl. karmijnzuur, waaruit karmijn gemaakt wordt.

De C. is sedert 1526 een belangrijk handelsartikel, vooral als beits-kleurstof gebruikt in de wol- en zijde-ververij; de tinlak wordt nog wel gebruikt, waar het aankomt op waterechtheid (uniform-goed.). De aluminiumlak is roodviolet. Door de kunstmatige bereiding der teerkleurstoffen heeft zij een groot deel van hare waarde verloren. Ook andere schildluizen leveren dergelijke kleurstoffen; zoo bestaat b.v. de valsche C., die afkomstig is van de kermesschildluis *. Zie plaat Insecten II, fig. 8 en plaat Halfvleugelige insecten fig. 13, 13a, 13b.

< >