Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 15-11-2018

Cloppenburgh

betekenis & definitie

Cloppenburgh - (Jan Evertsz.), 1581-1648, afkomstig uit Ruinen en reeds op 18-jarigen leeftijd als boekverkooper, binder en uitgever te Amsterdam werkzaam.

Hij was een jongere broer van den gelijknamigen C., wiens werkzaamheid als „ordinaris boeckedrukker der Lantschap van Over-ijssel” te Deventer sedert 1573 bekend is en die aldaar als een zeer geacht en geroemd man in 1605 stierf. De Amsterdammer trad in 1597 met Annetgen Pietersdochter in het huwelijk en hertrouwde in 1640 met Suzanna Aerssen, weduwe van Guilliaem Heijndrixsz. Eerst woonde hij „int Servetsteechgen inde Chronijcke van Holland”, na zijn eerste huwelijk „op ’t Water in den groten Bibel”, en vanaf 1604 eveneens op het Damrak, maar nu bij de Oudebrug, „in den vergulden Bibel”, waar Laurens Jacobs* tot zijn dood had gewoond. C. behoorde tot de ondernemendste Amsterd. uitgevers van de eerste helft der 17de eeuw en zond voornamelijk theolog. en stichtelijke boeken in het licht. Ook was hij uitgever van een aantal keurig met kopergravures in den tekst verluchte werken op letter- en geschiedk. gebied. Als drukkersmerk voerde C. de afbeelding van een „burch” of kasteel, aan welks deur een krijgsman staat te kloppen, met het randschrift „siet ick stae aen de deure ende cloppe”, welke zinnebeeldige voorstelling aan den Bijbel (Openbaring 3 : 20) was ontleend. — Zijn zoon Evert (in 1612 geboren en in 1640 met Anna Sweers uit Bergen in Noorwegen getrouwd) trad reeds in 1631 als uitgever op en nam tegen 1640 ook de leiding van vaders bedrijf in handen.

Hij overleed echter spoedig (Januari 1643), waarna de zaak een jaar later door zijne weduwe met behulp van zijn vader werd geliquideerd. Zoon van den voorgenoemden J. E. C. te Deventer was Willem Jansz. C., die bij zijn huwelijk in 1615 met Bertjen Jansdochter uit Amsterdam, als boekbinder te Enkhuizen gevestigd was. Vier jaar later was hij te Amsterdam, „op de hoeck van de Beurs inde vergulde Chronyck” werkzaam, waar hij ook als uitgever optrad. Hij schijnt een gefortuneerd man te zijn geweest, die zijne zaken spoedig aan kant deed, zoodat verdere sporen van zijn bedrijf ontbreken. Zie: Moes-Burger, Amsterdamsche boekdrukkers III, 1910; Kleerkooper-Van Stockum, De boekhandel te Amsterdam I, 1914.

< >