Claudia gens - Een Rom. geslacht, afkomstig uit het land der Sabijnen, waar de naam Clausus luidde, sedert ± 500 v. C. te Rome gevestigd en in vele families gesplitst, zoo patricische als plebejische; onder de eersten traden de Pulchri, onder de tweeden de Marcelli op den voorgrond. Ook in den keizertijd komt de naam veelvuldig voor, doordat de keizers Claudius en Nero aan velen het burgerrecht hebben verleend. Slechts eenige der vele in de geschiedenis bekende personen uit dit geslacht mogen hier vermelding vinden: 1) Appius Claudius, deed het eerst een voorstel tot het kiezen van tienmannen, werd, toen dit was aangenomen ook zelf tienman, 450 v. C., matigde zich toen allerlei gezag aan ; de nederlagen der tienmannen en het geweld tegen Viriginia gepleegd, brachten het volk in opstand, hetgeen den val der tienmannen tengevolge had; volgens sommigen pleegde C. zelfmoord, volgens anderen werd hij ter dood gebracht. — 2) Appius Claudius Caecus, censor in 312 v. C., in welke betrekking hij te Rome eene waterleiding aanlegde, alsook den beroemden Appischen weg; daarenboven maakte hij den senaat voltallig door zonen van vrijgelatenen, doch niet door plebejers, naar het schijnt, en nam alle burgers van lage geboorte in de tribus op om de macht der plebejers te verzwakken. Over ’t algemeen toonde hij zich overigens ook een vijand der plebejers, daar hij ze van het consulaat zocht uit te sluiten en hunne toelating tot de priesterlijke waardigheden, volgens het voorstel van Ogulnius, bestreed.
In 307 moest hij, naar het schijnt, de censuur, die hij langer dan den door de wet voorgeschreven tijd had bekleed, door de tribunen daartoe gedwongen, neerleggen. Voor de eerste maal was hij consul in 307, vervolgens in 296, toen hij tegen de Samniten oorlog voerde, dezen en de met hen verbonden Etruriërs overwon, zooals nog eens als praetor in 295. Op hoogen ouderdom werd hij blind (van daar zijn bijnaam), doch hield niettemin, toen Cineas, de afgezant van Pyrrhus, den senaat tot den vrede zocht te bewegen, een door Cicero geroemde, krachtige rede, tengevolge waarvan de gezanten werden afgewezen. — 3) P. Clodius (plebejische vorm voor den naam Claudius) Pulcher, nam onder zijn zwager Lucullus deel aan den Mithradatischen oorlog en zette het leger tot muiterij aan. Daarop ontheiligde hij te Rome den eeredienst der Bona Dea 61 v. C. Sedert spande hij alle krachten in om zich omhoog te werken en zijn gezworen vijand Cicero te straffen, dien hij als volkstribuun in 58 door een opzettelijke wetsvoordracht in ballingschap dreef en van have en goed ontzette. Na deze zegepraal voerde hij ongestraft een schrikbewind in en vervulde Rome met plundering en moord, ontzag zelfs Pompeius noch Caesar en legde als aedilis in 56 onder bloedige straatgevechten Milo, den vriend en verdediger van Cicero, een hinderlaag, totdat hij in 53 bij een schermutseling tusschen zijne handlangers en die van Milo op den weg naar Bovillae werd gedood. Zijn dood en begrafenis bracht het gepeupel te Rome in beroering en was de aanleiding tot nieuwe schriktooneelen. Zijne oudere zuster, Clodia, was 63 v. C. de vrouw van Q. Metellus Celer en om hare losbandigheid berucht. Zij is de door Catullus onder den naam Lesbia bezongene geliefde en Cicero heeft in zijne rede ,,pro Caelio Rufo” haar beeld in schrille kleuren geschilderd. 4) Claudius, keizer en opvolger van Caligula in 41 n. C., geheeten eigenlijk Tiberius Claudius Drusus Nero Germanicus, zoon van Drusus Nero, geb. 10 v. C. te Lyon in Gallië, moest reeds als knaap zoowel van Tiberius als van Caligula om zijne geringe gaven menige vernedering lijden.
Toen Caligula vermoord werd, hield hij zich uit angst verscholen, werd echter door de soldaten der lijfwacht opgespoord en tot imperator uitgeroepen, zoodat de senaat, die gemeend had de republiek te herstellen, hem erkennen moest. De moordenaars van zijn neef Caligula liet hij ter dood brengen en nam vele heilzame maatregelen voor de wetgeving, bouwde waterleidingen en ondersteunde de behoeftige klasse der burgers, doch was zwak van karakter en liet zich door vrouwen regeeren. Van natuur vreesachtig, wilde hij toch krijgsondernemingen ten uitvoer brengen en trok naar Britannië, doch na een kort verblijf verliet hij het weder, in 45. Hij liet zich van zijne vrouw Plautia, die hem een zoon Drusus en eene dochter Claudia had geschonken, scheiden en huwde daarop met Messalina,wier slechte aard den vreesachtigen en zwakken keizer tot menige gruweldaad verleidde. Nadat hij haar door zijn gunsteling Narcissus had laten vermoorden, trouwde hij met Agrippina, die hem overhaalde, haren zoon Nero tot zoon aan te nemen en zijn eigen zoon Britannicus van de troonopvolging uit te sluiten.
Te vergeefs trachtte hij deze daad te herroepen en zijn huwelijk te ontbinden; zijn eigen vrouw bracht hem in 54 n. C. door vergif om ’t leven. Hij heeft verscheidene werken geschreven, maar werd ook daarom bespot. Ook in de taalkunde beproefde hij zijne krachten en vond drie nieuwe letters uit, die na zijnen dood weder in onbruik geraakten; gaarne trad hij ook bij verschillende gelegenheden als redenaar op. Een gedeelte van eene door hem gehouden redevoering de civitate Callis danda werd in 1528 op verscheiden koperen tafelen te Lyon teruggevonden. — 6) M. Aurelius Flavius Claudius Goticus, Claudius II, uit Illyrië afkomstig, een uitstekend krijgsman onder de keizers Decius en Valerianus, als ook onder Gallienus in den strijd tegen Aureolus. Na den dood van Gallienus door de soldaten tot keizer uitgeroepen (Maart 268), dreef hij de Alemannen over de Alpen terug en voerde vervolgens, ook door den Senaat erkend, met krachtige hand het bestuur, bracht den tiran Aureolus, die reeds onder Gallienus het purper had aangenomen, ten onder en versloeg een leger van 320.000 Goten bij Nissa in Servië; hij stierf in het derde jaar zijner regeering te Sirmium aan de pest.