Civiele lijst - Het bedrag, dat jaarlijks uit de staatsinkomsten aan het hoofd van den staat wordt toegekend. De uitdrukking is afkomstig uit het Engelsche staatsrecht. De „civil list” diende in Engeland oorspronkelijk voor de uitgaven van den koning en diens hofhouding maar ook voor die van het burgerlijk bestuur. Eerst onder de regeering van Willem IV (1830 — 1837) werden de uitgaven van den staat en die des konings volkomen van elkaar gescheiden.
Ook in andere landen is deze scheiding eerst langzamerhand tot stand gekomen. Hier te lande heeft zij sinds de invoering van het Koningschap bestaan. Art. 24 onzer Grw., bepaalt, dat de Koning behalve het inkomen uit de domeinen een jaarlijksch inkomen uit ’s Rijks kas geniet, waarvan het bedrag bij elke troonsbeklimming door de wet wordt vastgesteld. Bij de wet van 19 Febr. 1891, Stbl. 33; is dit bedrag voor onze Koningin bepaald op ƒ 600.000. Blijkens de toelichtende memorie bij het ontwerp dezer wet hebben de inkomsten; door Koning Willem III gedurende zijne regeering genoten, gemiddeld bedragen / 646.456 per jaar. Verder worden, volgens art. 25 Grw., den Koning tot Deszelfs gebruik zomer- en winterverblijven in gereedheid gebracht, voor welker onderhoud echter niet meer dan f 50.000 jaarlijks ten laste van den Lande kunnen woiden gebracht.