Circumzenithaalboog - Optisch-atmosferisch verschijnsel, veelal gelijktijdig zichtbaar met bijzonnen*, als deel van een gekleurden cirkel om het zenith, waarvan zelden meer dan het naar de zon toegekeerde gedeelte te zien is. De c. z. b. is meest slechts kort zichtbaar, doorgaans niet langer dan enkele minuten, doch valt op door zijn zuivere, levendige en schitterende spektraalkleuren. Hij komt slechts voor bij bepaalde zonshoogten, liggend tusschen 4° en 33°. Uit een statistische bewerking omtrent zijn voorkomen bij verschillende zonshoogten blijken de zonshoogten 19° en 24° het gunstigst voor zijn vorming.
Hij is daarom in de zomermaanden alleen op bepaalde uren ’s morgens en ’s middags, in den winter alleen op het midden van den dag zichtbaar. De gunstige maanden voor waarneming van den c. z. b. zijn Februari, April, September en November. De c. z. b. ontstaat door breking van het zonlicht in fijne ijskristalletjes met een brekenden hoek van 90°. Voor zijn vorming moeten de hoofdassen hiervan niet ver van den vertikalen stand verwijderd zijn; groeien de kristallen door voortgezette verdichting aan, dan gaat de gunstige vorm weer verloren en verdwijnt de boog weer. Hieruit is zijn korststondig bestaan te verklaren. De c. z. b. keert zijn bolle zijde naar de zon en staat ongeveer 46° boven de zon.