Cino - (da Pistoja), beroemd Ital. jurist en dichter. Hij behoorde tot de adellijke familie der Sinnibaldi van Pistoja, en zijn naam was Guittoncino de ’Sigisbuldi, geb. 1270. Hij studeerde te Padova en later te Bologna. In 1304 werd hij tot rechter benoemd.
Drie jaar later, met de partij der Bianchi uit Pistoja verbannen, begaf hij zich naar Piteccio, bij Füippo Vergiolesi, en ging later naar Frankrijk, van waar hij vertrok toen keizer Hendrik VII van Luxemburg met een leger in Italië neerdaalde. Na den dood van den keizer, wijdde hij zich, als hoogleeraar, bijna uitsluitend aan de studie der rechtsgeleerheid, achtereenvolgens te Siena, Perugia, Napels en Florence, en stierf te Pistoja, 24 Dec. 1336. Als dichter heeft hij zich weten te onttrekken aan den invloed der scholastiek en aan dien der provenzaalsche schrijvers, zoodat hij zijn gevoelens vrij kon uiten en zijn hoogst artistieke en dichterlijke gaven op oorspronkelijke wijze ten toon kon spreiden. Dante achtte het een eer zich den vriend van Cino te noemen. In zijne sonnetten bezingt Cino eene dame Selvaggia genaamd, die, misschien, de dochter van zijn beschermheer Filippo Vergiolesi is geweest. Wanneer wij, in een der evolutie-tijdperken der Ital. dichtkunst, Dante als den genialen grondlegger der moderne poëzie en Petrarca als Dante’s vernuftigen opvolger beschouwen, dan is Cino da Pistoja als !t ware de schakel tusschen den zanger van Beatrice en den aanbidder van Laura. Bibliog.; L. Chiappelli, Vita e opere giuridiche di C. d. P., Pistoja, 1881; Carducci, Rime di 0. d. P. ed’altri, Florence, 1862; Bartoli, Storia letter, ital., IV 4.