Chthonische góden - De naam Ch. is afgel. v. Gr: chthonios — onderaardsch; ’t zijn de góden, die in of onder de aarde wonen. Ze dragen allen het dubbel karakter van 1) vruchtbaarheidsgoden (zie VEGETATIEGODEN), 2) onderwereldgoden, en de meeste zijn bovendien 3) orakelgoden en 4) genezingsgoden, en sommige ook 5) krijgsgoden. Het verband tusschen (1) en (2) komt nat. door !t feit, dat de dooden rusten in dezelfde aarde, waaruit de vegetatie ontspruit; (3) danken ze aan ’t geheimzinnig gebied, waarin ze verkeeren; (5) aan de bij alle oude volken voorkomende gelijkstelling van gezondheid met leven; (4) is nog onverklaard. Deze verbinding van krijgsgod en vegetatiegod komt voor bij: Ninib, Istar, Ninni (Babel), Artemis, Athene (Griekenland), Minerva, Mars (Rome), Huitzilopochtli (Mexico).
Het doorgaans vrouwel. karakter en de vrouwel. attributen der Ch. góden hangt samen met hun vegetatief karakter. Als zoodanig ontvangen ze vaak bloedige, zelfs menschen-offers. Ze ontvangen hun kultus doorgaans op andere wijze en tijd dan de hemelgoden, en deze kenmerkt zich dikwijls door obscoene, sexueele vormen, zie VEGETATIEKULTUS. PHALLUS-DIENST. De groote Ch. godinis natuurlijk Moeder-aarde* die onder allerlei namen kultus ontvangt. Gewoonl. rekent men tot de Ch. góden ook de heroën* en de doodengeesten.