Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 15-11-2018

Chrysostomus (Joannes)

betekenis & definitie

Chrysostomus (Joannes), Guldenmond, aldus geheeten naar zijn welsprekenheid, Patriarch van Konstantinopel, en een der grootste kerkvaders der Oostersche kerk, geb. te Antiochië 347, door zijn moeder Anthusa in de Christelijke leer opgevoed, op 23-jarigen leeftijd door bisschop Meletius van Antiochië gedoopt en tot lector gewijd; trok zich na den dood zijner moeder (374) in de bergen bij zijn geboorteplaats terug, waar hij zich ten gevolge van zware zelfkastijding een ziekte op den hals haalde. Hij kwam in 381 weer te Antiochië, werd diaken, in 386 presbyter. Van toen af begon zijn uitgebreide en schitterende loopbaan als prediker. Bekend zijn zijne 21 predikaties „de statuis ad populum Antiochenum”, die hij in 387 hield, toen het volk van Antiochië in een oproer de keizerlijke beelden had stuk geslagen.

Zeer tegen zijn zin werd hij 398 tot patriarch van Konstantinopel gekozen. Hij trad met strengheid op tegen het daar heerschend zedenbederf en maakte zich daardoor de zedelooze keizerin Eudoxia tot vijand. Onder haar invloed en met behulp van Theophilus, patriarch van Alexandrië, werd Chrysostomus nu in 403 door zijne tegenstanders in eene synode op het keizerlijk landgoed „Ad quercum” bij Laodicea afgezet en keizer Arcadius verbande hem daarna op ’t verlangen van Eudoxia naar Bithynië. Het volk was hierover verwoed, zoodat Cn. teruggeroepen werd. Hij vatte zijn ambt weer op; een synode zijner tegenstanders zette hem echter wederom af en opnieuw werd hij verbannen, nu naar Kukuous in Klein-Armenië (404). De voorspraak van Innocentius I van Rome te zijnen gunste had slechts ten gevolge, dat hij naar een nog verder verwijderd oord, Pityus in Kolchis, verbannen werd. Op reis daarheen stierf hij aan de vermoeienissen der reis in eene kapel bij Komana, 407. In de Oostersche kerk is 13 Nov., in de Westersche 27 Jan. zijn gedenkdag. — De werken van Chr. zijn herhaaldelijk uitgegeven, o. a. door Savelius (8 dln.

Eton 1613); door Fronto Ducaeus (12 dln. Par. 1609—’36); door Montfaucon (13 dln. Par. 1718—’38, nieuwe ed. Par. 1836 —’39; in Migne’s „Patrologia Graeca” dl. 47— 64). Er zijn meer dan 1000 zijner homiliën bewaard gebleven; een bloemlezing daarvan is in ’t Duitsch vertaald, o. a. door Camer (10 Bde. Leipz. 1748—’51); en in de „Bibliothek der Kirchenväter” (10 Bde. Kempten 1866—’84). Het meest bekend onder zijne andere geschriften is dat over het priesterschap „de Sacerdotio”, uitg. door Bengel (Leipz. 1825), door C. Seltmann (Münster 1887); Duitsche vert. door Beda Weber (Innsbr. 1883). — Zie over hem: A. Neander, Der heil.

Johannes Chrysostomus, (neue Ausg. Berl. 1858); A. des Amoiie van der Hoeven, Joh. Chr. voornamelijk beschouwd als een voorbeeld van ware kanselwelsprekenheid (Leeuw. 1852); Thierry, Chr. et l’impératrice Eudoxie (2e éd. Par. 1874); Ludwig, Der heil. Joh. Chr. in seinem Verhältnis zum byzant. Hof (Braunsb. 1883); Puech, St.Jean Chrysostome et les moeurs de son temps (Par. 1891).

< >