Champollion Ie Jeune - (Jean François), werd 1790 te Figeac geb.
en overl. te Parijs in 1832, was de grondlegger van de Egyptologie. Na het lyceum aldaar bezocht te hebben begaf hij zich naar Parijs, waar hij met de Sacy; Langlés en Millin bevriend werd. In 1809 kreeg hij eene aanstelling als leeraar in de geschiedenis aan het lyceum te Grenoble. In 1824 droeg Karel X hem op, de musea van Turijn, Rome en Napels te bezoeken. Teruggekeerd, werd hij directeur van de Egyptische afdeeling van het Louvre.
Met zijn vriend Rossellini vertoefde hij een jaar in Egypte voor wetenschappelijk onderzoek. In 1831 werd voor hem een bijzondere leerstoel in de Egyptologie opgericht aan het Collège de France. Tot zijne voornaamste werken behooren: L’ Egypte sous les Pharaons (1814); Précis du système hiéroglyphique des anciens Egyptiens (1828); Panthéon gyptieén (1823); Grammaire égyptienne (1836); Dictionnaire égyptien (1841); Monuments de l'Egypte et de la Nubie (1835-1845); Notices descriptives (1844). Zie verder: H. Hartleben, Champollion, sein Leben und sein Werke (2 dln. 1906).