Cervantes Saavedra - (Miguel de), wellicht de grootste schrijver van Spanje en een der grootste der wereld, geboren 1547 te Alcala de Henares, overleden 1616 te Madrid; hoofdwerken: Galatea (roman 1584), Numancia (tooneelstuk), Don Quijote (deel I 1604), (dl. II 1614 in ongeveer alle talen met een letterkunde overgebracht), Novelas ejemplaces (Novellen), El viaje del Parnaso (een soort letterk. leerdicht), voorts een aantal tooneelstukken, in den trant van die van Lope de Vega. Aan zijn meesterwerk Don Quijote de la Mancha, heeft Cervantes zijn onsterfelijken en wereldberoemden naam te danken. Niets dan lof kan men aan dit grootsche werk toezwaaien, zoowel wat de taal betreft, als wat de onvergelijke menschenkennis en kaakterteekening daarin tentoongespreid, aangaat.
Daarbij, zooals bekend is, heeft het eene bijkomende belangrijkheid verkregen, daar er aangenomen wordt, dat het verschijnen van dit boek de genadeslag was voor de dolende ridders in Spanje van dien tijd. ’t Leven van Cervantes is vol wisselvalligheden geweest. Nauwelijks had hij zijne studies aan de universiteit van Salamanca voleindigd, of hij trad in dienst van den Kardinaal Aquaviva, om daarna, in 1571, tegen de Turken te gaan vechten. Bij den vermaarden zeeslag van Lepanto, werd hij gewond aan zijn linkerarm, die verlamd bleef. Als herinnering daaraan, werd hem de bijnaam van „el manco de Lepanto” (de manke van Lepanto) gegeven, waar hij zeer trotsch op was. Hij is toen door zeeroovers gevangen genomen en vijf en een half jaar in gevangenschap in Algiers geweest. Na zijne bevrijding en terugkomst in Spanje wijdde hij zich volkomen aan de letteren, maar ondervond vele tegenspoeden en had met vele moeilijkheden te kampen. Hij stierf in armoede. Na den Bijbel is de „Don Quijote” het werk, dat het grootste aantal edities heeft mogen beleven, nl. 1331.