Centrifugale kracht - middelpuntvliedende kracht, d.i. de kracht, die bij de kromlijnige beweging van een stoffelijk* punt door dit punt wordt uitgeoefend. Teneinde de kromlijnige baan* te kunnen doorloopen, is eene centripetale* kracht noodig, op het stoffelijk punt werkend. Op zijne beurt oefent dit dan weer eene c. kracht uit. Wordt b.v. een gewicht aan een touw met de hand rondgedraaid, dan is daartoe eene centripetale kracht noodig, die door de hand wordt uitgeoefend, en door middel van de spanning* in het touw op het gewicht wordt overgebracht.
Daartegenover oefent dit, aangezien werking en tegenwerking gelijk en tegengesteld zijn, eene even groote en tegengestelde gerichte c. kracht op de hand uit. Het touw wordt daarbij zoolang gerekt, totdat de dientengevolge in het touw optredende spanning evenwicht maakt met de beide krachten. Alsdan beschrijft het gewicht een cirkel met constante hoeksnelheid.
De c. kracht bedraagt m v2 = m. ω2.
----R R in de richting van af het kromtemiddelpunt der baan, waarin m de massa van het punt is, v zijne snelheid, B de kromtestraal, en ω de hoeksnelheid. Het is onjuist, de voorstelling te bezigen, alsof er op het stoffelijk punt eene c. kracht zou werken; integendeel, op het punt werkt eene centripetale kracht, die het zijne baan doet beschrijven. Houdt deze plotseling op te werken (bv. in het beschouwde voorbeeld tengevolge van eene breuk in het touw), dan beschrijft het punt eene rechte lijn met de snelheid, die het bezat op het oogenblik, dat de centripetale kracht ophield te werken. — Wil men de beweging van een stoffelijk punt, die gegeven was t.o.v. een coördinatenstelsel, met de omgeving vast verbonden, beschrijven t.o.v. een ander coördinatenstelsel, dat niet alleen een lineaire snelheid heeft t.o.v. het eerste, doch ook eene draaiing, dan moet als kracht op het punt t.o.v. het tweede stelsel o. a. de c. kracht bij de beweging van het tweede stelsel t.o.v. het eerste in rekening worden gebracht. Zie MEESLEEPINGSVERSNELLING.