Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 15-11-2018

Carstens

betekenis & definitie

Carstens - (Asmus, Jacob Asmus), geb. 1754 te St. Jùrgen (Schleswig); overl. 1798 te Rome. Historieschilder en teekenaar. Van 1771 —76 door uiterlijke omstandigheden gedwongen in een wijnhandel werkzaam te zijn.

Na zijn meerderjarigheid ging hij naar Kopenhagen, bestudeerde daar de antieken en anatomie, en vertrok in 1783 met zijn broeder naar Italië. Zijn beperkte spaarpenningen stonden hem echter niet toe verder te komen dan Mantua; toch leerde hij ook toen de werken van Leonardo da Vinci en Giulio Romano kennen. Hij woonde daarna 6 jaar te Lübeck als portretschilder. 1787 vestigde hij zich te Berlijn, waar hij, na een aanvankelijk zeer moeilijk leven, in 1790 tot Professor aan de Akademie benoemd werd. Uit dien tijd dateeren zijn fresco’s in het koninklijk slot. In 1792 werd hij in de gelegenheid gesteld naar Rome te gaan, waar hij tot zijn dood in 1798 bleef. In zijn kunst brengt hij vooral den denker en dichter naar voren, tegenover de toenmaals zoo hoog aangeslagen technische vaardigheid. Zijn kunst is hem „eine Sprache der Empfindung, die da anhebt, wo der Ausdruck mit Worten aufhört”.

Een tentoonstelling in 1795 te Rome gehouden, bracht hem, hoewel niet onverdeelden, roem; daardoor opdrachten en de mogelijkheid zich te bevrijden van de steeds meer hem drukkende banden, die hem nog aan de Berlijnsche Akademie bonden. Hoewel de tering, waaraan hij leed, steeds toenam, was zijn werkzaamheid groot. Uit dezen tijd zijn afkomstig zijn groote compositie’s naar aanleiding van de Sagen der oudheid (Argonautentocht), Homerus, Dante, Ossian en Goethe. Hij had invloed op Peter Cornelius, Thorwaldsen, Jos. Anton Koch, Ferdinand Hartmann, e.a. Zijn werken zijn het best vertegenwoordigd in het Museum te Weimar; dan ook te Kopenhagen, Berlijn, en Hamburg. Litteratuur: zie Thieme-Becker’s Künstlerlexikon VI.

< >