Carpeaux - (Jean Baptiste, weleens Jules genoemd), Fransch beeldhouwer, schilder en etser, geb. 1827 te Valenciennes, overl. 1876 op het kasteel Bicon bij Asnières. C. was een metselaarszoon, die zijn eerste onderwijs genoot bij den architect Jean Baptiste Bernard. Door dezen werd hij voor zijn verdere opleiding toevertrouwd aan den beeldhouwer Fernand Lich in Valenciennes. Na diens dood, 1842, trok bij naar Parijs, bezocht daar de Ecole royale et speciale de dessin et de mathématique, die toen onder directie van Bella, den vriend van Géricaul, stond.
Hier werkte hij samen met Chapu, Carrier, Belleusen en anderen. Hij werd ondersteund door een zijner beste vrienden, zekeren Michel Aaron. Enthousiast voor de kunst van Rude onderging hij diens invloed in hooge mate. In 1846 werd hij leerling van de Académie des beaux Arts onder Duret, waar hij 1850 de eeremedaille kreeg, en bovendien als repetitor werd aangesteld. Van 1854 studeerde hij vijf jaar met behulp van den gewonnen prix de Rome te Rome, waar hij vooral bij de prinses Borghese in hooge gunst stond. Als eerste meesterwerk is te noemen de bekende Ugolino (1862), die kort daarop ook te Parijs in ruimen kring bewonderd werd. Spoedig volgden groote opdrachten (Matigheid, voor de kerk St. Trinité te Parijs, buste van prinses Mathilde, het relief in het tympan van het Pavillon de Flore van het Louvre). Daarna volgden de bustes van den jongen Dumas, van Gérome, den bouwmeester Garnier en de befaamde groep La Danse aan den gevel van de Grande Opéra, een zijner hoofdwerken. Gedurende de dagen van de Commune vertoefde hij te Londen, waar hij o.m. de groep Daphnis en Chloë voltooide en l’Amour blessé schiep. Uit zijn laatsten tijd dateeren de bekende „vier werelddeelen met de sfeer” bij het Observatoire, een standbeeld voor Watteau, Napoleon in zijn sarkophaag en een buste van den zoon van Napoleon III.
C. is de grootste beeldhouwer van het second empire en een der meest temperamentvolle en meest begaafde Fransche beeldhouwers van alle tijden. Zijn nooit akademisch gladde, steeds levendige stijl stelt hem op een lijn met kunstenaars als Daumier en Delacroix, anderzijds herkent men in hem gemakkelijk eenen voorlooper van Rodin. Als schilder is hij minder bekend, maar niet minder belangwekkend. Zijn teekeningen en schilderijen (Louvre en Valenciennes) houden soms het midden tusschen het krasse levende naturalisme, zooals Greco het gewild heeft in Spanje en de minder subjectieve, krachtige schilderwijze van Manet. Litteratuur en lijst van werken in Thieme-Bekker’s Künstlerlexikon.