Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 15-11-2018

Carlyle

betekenis & definitie

Carlyle - (Thomas), Engelsch schrijver en wijsgeer, geb. 1795 te Ecclefechan in Schotland; was aanvankelijk voor den geestelijken stand bestemd; werd in 1822 gouverneur bij de familie Butler, welke betrekking hem gelegenheid liet zich als schrijver te ontwikkelen; tot 1834 woonde hij hoofdzakelijk in Schotland, daarna te Chelsea bij Londen, waar hij in 1881 stierf. Hij was gehuwd met Jane Welsh, een fijn-bewerktuigde vrouw, door C. naar het schijnt, in den stuggen drang om te arbeiden, verwaarloosd. C. ontving zijn opvoeding in streng Calvinistischen geest; toen hij zich bet geloof zijner vaderen voelde ontzinken, werd zijn leven één strijd tegen het hem omstrikkend scepticisme, dat hij haatte als erfenis der 18e eeuwsche Aufklärung. Zijn strijd om een wereldbeschouwing schilderde hij in Sartor Resartus, gedeeltelijk auto-biographisch.

In de jaren van zijn geestelijken strijd werd Goethe hem een steun; C. maakte het Engelsche volk met den grooten Duitscher bekend, o. a. door de vertaling van Wilhelm Meister. Als historicus behoort C. tot de lyrisch-subjectieve richting, die met de Romantiek verwant was en in den Franschman Michelet* haar grootsten vertegenwoordiger vond. Zijn naar het positieve dorstende geest had daarbij behoefte, zich op te richten aan groote heldenfiguren; zoo werd zijn historiographie de verheerlijking van de kracht der sterke persoonlijkheid; zijn voorlezingen On Heroes, Hero-Worship and the Heroic in history (1841) zijn als het kort begrip zijner geschiedenis-philosophie. Geen grooter tegenstelling laat zich denken dan tusschen deze geschiedbeschouwing van C. en de historisch-materialistische van het orthodox Marxisme. De meest bekende werken van C. op historisch gebied zijn: The French Revolution, a History (1837) (bekend is, hoe het manuscript van het eerste deel verloren ging, en C. het geheel moest overschrijven); Oliver Cromwell’s Letters and Speeches with elucidations (1845); History of Friedrich II, called Frederick the Great (1858—1865). De Geschiedenis der Fransche Revolutie is een verzameling stemmingsbeelden en biographieën; de publicatie over Cromwell ontwerpt in hare verklarende aanteekeningen een beeld van den Protector als machtige persoonlijkheid; de historisch-politieke en sociale problemen der Engelsche Revolutie bleven echter beneden den horizon van den auteur.

De sociale beweging van eigen tijd wekte in Carlyle’s gemoed een diepe beroering. In 1839, toen het Chartisme in zijn eersten aanloop scheen te zijn bezweken, schreef C. zijn Chartism, waarin hij de partij der arbeiders opnam, die onder de heerschappij der industriemagnaten in volslagen armoede dreigden weg te zinken. Op de hoogere standen, zoo betoogt C., rust de plicht, sociale rechtvaardigheid te betrachten, en om leiding te geven aan een nog onwetend, onontwikkeld arbeidersvolk. Gelijke maatschappelijke gedachten werden ontvouwd in Past and Present (1843), waarin de schrijver de sociale organisatie der Middeleeuwen als een spiegel voorhield aan eigen tijd, die arbeidskracht slechts tegen geldelijk loon wist op te wegen, en aan de ethische plichten jegens den dienstbare zelf niet roerde. Democraat in modernen zin was C. niet; zijn ideaal was een harmonische samenleving, waarin een aristocratie des geestes, zich hare plichten bewust, de leiding nam, ten bate van het geheel.

< >