Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 15-11-2018

Capua

betekenis & definitie

Capua - (voluit S. Maria di Capua vetere), stad in de prov. Caserta, Z-Italië, aan de Volturno, 30 K.M. ten N. van Napels, zetel van een aartsbisschop; 21.500 inw.; kathedraal, museum (Museo Campana). C. was in de Oudheid de tweede stad van Italië, de belangrijkste van Campanië. Wsch.

Etruscische oorsprong, ± 600 v. C. ter plaatse van een oude Oscische vestiging. Zij stelde zich omstreeks 340 v. C., om zich tegen de herhaalde aanvallen der naburige Samnieten te beschermen, onder de hoede van Rome,'met welke stad zij sedert 312 door de Via Appia verbonden was, koos na den slag bij Cannae de zijde van Hannibal, werd 211 door de Rom. ingenomen en verloor toen hare zelfstandigheid. Sedert raakte C. in verval en rekte als Rom. colonie haar bestaan tot den inval der Vandalen onder Genserich 456 n. C. en der Arabieren 856 n. C. De aanzienlijkste bouwvallen der oude stad liggen ongeveer een uur gaans van de tegenwoordige verwijderd. Oudtijds was C. beroemd om haar welvaart en weelde; zij bloeide door handel en kunstvlijt (bronzen en parfumerieën) en was het vaderland der gladiatorengevechten. Het tegenw. C., dat in 856 n. Chr. op de plaats van de na den tweeden Punischen oorlog vervallen stad Casilinum gesticht werd, vormde een halve eeuw later met de omgeving een zelfstandig Longobardisch vorstendom; in 966 werd het zetel van een aartsbisschop; in de 11de eeuw kwam het aan de Noormannen; 24 Juli 1501 werd het door de Franschen veroverd; in den Spaanschen successie-oorlog werd het 3 Juli 1707 door de keizerlijken onder Daun bezet; 2 Nov. 1868 gaf de stad zich aan de Piemonteezen over.

< >