Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 15-11-2018

Canisius

betekenis & definitie

Canisius - (Petrus), Zalige, geboren 1521 te Nijmegen, overleden 1597 te Freiburg (Zwitserland); 8 Mei 1543 werd hij door den Zalige Petrus Faber in de sociëteit van Jezus opgenomen; van 1536—46 tot voortzetting zijner studiën te Keulen; 1546 priester gewijd, maar reeds sedert 1544 op Katheder en Kansel optredend tegen den afvalligen aartsbisschop Herman van Wied; werd met Claudius Jaius in 1547 theoloog van Kardinaal Otto Truchsess van Waldburg op het concilie van Trente; 1547 naar Rome, 1548 als leeraar in de rhetorica naar Messina en na verkrijging van den theologischen doctorsgraad (1549 te Bologna) naar Ingolstad , om theologie te doceeren. Hiermee begon op zeer verschillend gebied zijn succesvolle arbeid voor het herstel der Katholieke kerk in Duitschland (vooral Beieren, Oostenrijk, Bohemen). Mildheid, schikkelijkheid en geduld zag hij daarbij als noodzakelijke voorwaarde aan, en liet zich ondanks bespotting en laster daarvan niet afbrengen in zijn redevoeringen, geschriften en talrijke brieven, als raadgever van Paus en keizer, bisschoppen en wereldlijke vorsten, zijner ordesgenoot en en overheden. Van 1552 — 64 op bevel van Julius III universiteits-professor te Weenen, was hij tegelijk in zijn lievelingsvak als prediker en catecheet (tot 1656), gelijk ook te voren te Ingolstadt, werkzaam; van 1656 — 69 provinciaal van de eerste nederzettingen der Jezuïeten in Duitschland; woonde verschillende rijksdagen bij.

Van 1659 — 66 had hij ook de preeken in den dom te Augsburg gehouden en daardoor duizenden tot de Kerk teruggebracht. Van 1569—71 schreef hij te Dillingen op bevel van Pius V tegen de Maagdeburger Eeuwbeschrijvers; was van 1571 — 77 te Innsbruck, 1578—79 in Landshut werkzaam op den kansel, sinds 1580 in Freiburg (Zwitserland) deels als prediker, meestal echter als homiletisch en ascetisch schrijver; tijdens zijn leven en na zijn dood door de grootste mannen hooggeacht en bewonderd; 1864 zalig verklaard door Pius IX. Zijn voornaamste werken: Com. de Verbi Dei Corruptelis: I De Joanne Baptista (1571 en vaker), II de Maria Virgine (1577 en vaker), in ’t bijzonder tegen de Maagdeburger Eeuwbeschrijvers; vooral zijn drievoudige Katechismus: Mei 1555 verscheen zijn Kort begrip der Christelijke leer, in vragen, ten gebruike der Christelijke kerk nu voor de eerste maal uitgegeven, op bevel en met volmacht van zijn hoog te eerbiedigen Majesteit, den koning der Romeinen, der Hongaren en Bohemers, aartshertog van Oostenrijk, enz.; in 1556 heeft hij zijn kleineren Latijnschen en in 1558 zijn kleinsten Duitschen Katechismus uitgegeven; van zijn Katechismus waren vóór zijn dood reeds ver over 200 uitgaven verschenen, en vertalingen in 12 Europeesche talen. „Door zijn Katechismus”, zegt Leo XIII in zijn Encycliek over C., „is hij driehonderd jaren lang de algemeene leermeester van Duitschlands Katholieken geweest, zoodat in den mond van het volk Canisius’ Katechismuskennis gelijk stond met goed onderwezen in den godsdienst.”

< >