Camellia - plantengeslacht der Theaceeën met een 20-tal soorten in Indië, China en Japan. Het zijn heesters of boomen, vaak met leerachtige bladeren. Bekend is C. japonica (ook Thea japonica genoemd) onder den naam Camelia, met donkergroene, glimmende bladeren.
Het zijn zeer gezochte sierplanten voor de koude of gematigde kas; in den loop van den zomer zetten de knoppen, welke zich in den nawinter of het voorjaar openen; na den bloei worden ze tot half of einde Juni in de kas gehouden; ze komen dan buiten op een beschutte plaats in de schaduw. De C. eischen een nauwkeurige verzorging, daar ze bij eenige storing, spoedig hare knoppen of bladeren laten vallen. De kleur der bloemen van de C. japonica is rood; talrijke variëteiten worden gekweekt met meer of minder gevulde bloemen, wit, lichtrood, rosé of bont. Enkele soorten bloeien reeds in December-Januari. Andere soorten van Camellia komen in het wild voor. Deze hebben veel kleinere, witte bloemen en dunne bladeren. Ten deele zijn ze na verwant met de stamplanten van den theeheester, zoo b.v. een soort, die in Assam voorkomt, en die moeilijk te onderscheiden is van de thans uitsluitend in gekweekten vorm bekende Camellia theifera (= Camellia Thea = Thea sinensis). Zie THEE.