Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 09-11-2018

Burgemeester (hoofd eener gemeente)

betekenis & definitie

Burgemeester (hoofd eener gemeente) - De titel b. komt in de Grw. niet voor. In art. 143 wordt van voorz. van den raad gesproken. Eerst in de 19e eeuw is de benaming burgemeester algemeen geworden. — De b. wordt door den Koning voor den tijd van 6 jaren benoemd (143 Grw., 69 Gem. w.) Deze kan hem ook ontslaan en schorsen (art. 60 Gem. w.). Niemand is tot b. benoembaar, dan die mannelijk Nederlander is, in het volle genot der burgerl. en burgerschapsrechten, den ouderdom van 25 jaren heeft vervuld en ingezeten is der gemeente. Van dit laatste voorschrift kan, in het belang der gemeente, worden afgeweken (art. 61 Gem. w.). De betrekking van b. is overeenigbaar met een aantal andere betrekkingen (artt. 62, 63 Gem. w.). Lid van den gemeenteraad kan, maar behoeft hij niet te zijn.

Hij is voorzitter (hoofd zegt art. 70 Gem. w.) van den raad en van het college van Burgemeester en Wethouders (B. en W.) (artt. 143 Grw., 66, 70 Gem. w.). — In den Raad heeft hij, zoo hij niet lid is, een raadgevende stem. Hij zorgt voor de handhaving der orde in die vergadering en is bevoegd, wanneer die orde op eenigerlei wijze door de toehoorders wordt verstoord, hen, die dit doen, of alle toehoorders te doen vertrekken (art. 66 Gem. w.). Hij ontvangt en opent alle aan den Raad of aan B. en W. gerichte stukken. Hij teekent alle stukken, die van den Raad of van B. en W. uitgaan (artt. 68, 69 Gem. w.). Hij is belast met de uitvoering van de besluiten van den Raad en van B. en W., behoudens de bepaling van art. 179a Gem. w., dat het deel der uitvoering van raadsbesluiten,dat nog eenige regeling of beslissing eischt aan B. en W. brengt (art. 70 Gem, w.). Een besluit, dat naar zijn oordeel, als strijdig met de wet, of het algemeen belang, door den Koning kan worden geschorst of vernietigd, (zie artt. 145 Grw., 153 Gem. w.), brengt hij echter niet ten uitvoer. Hij geeft van dit gevoelen, binnen 24 uur na het nemen van het besluit, kennis aan het college, dat het nam en aan de Ged. St., die daarvan terstond aan den Koning verslag doen. Hij is, indien binnen 30 dagen na de dagteekening zijner kennisgeving aan Ged. Staten geene schorsing of vernietiging is bevolen, tot uitvoering verplicht (art. 70 Gem. w.). — In alle rechtsgedingen, de gemeente betreffende, treedt hij, namens de gemeente, als eischer of verweerder op, en worden de vonnissen en gewijsden voor of tegen hem uitgesproken en tenuitvoergelegd (art. 71 Gem. w.). — Hij zorgt, dat elk ingezeten der gemeente, dit vragende, ter secretarie inzage kan nemen en, op zijne kosten, afschrift kan doen maken van de besluiten van den Raad, zoover daaromtrent geene geheimhouding is opgelegd (art. 72 Gem. w.). — Hij geniet een jaarwedde, die door Ged. St., nadat de Raad is gehoord, onder goedkeuring des Konings wordt vastgesteld.

Behalve die jaarwedde geniet hij, onder welke benaming ook, geenerlei inkomen uit de gemeentekas, dan de wedde van secretaris, zoo hij daartoe is benoemd (artt. 73, 205a Gem. w.). Hij heeft, behoudens ontheffing, zijne vaste woonplaats binnen de gemeente, of, zoo hij b. is van meer gemeenten, binnen een dier gemeenten. In de gemeenten, waar hij niet metterwoon is gevestigd, is hij op vaste, door Ged. St. te bepalen, openbaar bekend te maken dagen, ten minste eenmaal in de week, voor de ingezetenen te spreken (art. 74 Gem. w.). Bij ongesteldheid, afwezigheid of ontstentenis wordt hij vervangen door den Wethouder, die de oudste in jaren is (art. 77* Gem. w.). — De b. is in het bijz. belast met de handhaving der openbare orde (artt. 184—193 Gem. w.). In geval van oproerige beweging, van samenscholing of andere stoornis der orde, is hij bevoegd de hulp van het in de gemeente aanwezige of het naastbijzijnde krijgsvolk te vorderen. Hij geeft hiervan terstond kennis aan den Com. des Kon. (art. 184 Gem. w.). In deze gevallen is de b. bevoegd alle bevelen, die hij ter handhaving der orde noodig acht, te geven. Tot maatregelen van geweld laat hij niet overgaan dan na het doen der vereischte waarschuwingen (art. 186 Gem. w.). Is het in zoodanigen toestand noodig, algem. voorschr. van politie voor de inwoners uit te vaardigen en onverwijld af te kondigen, de b. is er toe bevoegd. Hij brengt die voorschriften terstond ter kennis van den Com. des Kon. en, zoo spoedig mogelijk, ter kennis van den Raad. De Commissaris kan de uitvoering van zoodanige voorschr. schorsen.

Zij vervallen, zoo zij niet door den Raad in diens eerstv. vergadering worden bekrachtigd, tenzij de b. oordeelt, dat het betreffende Raadsbesluit in strijd is met de wet of het alg. belang (zie boven). Ingeval de b., of die hem moet vervangen, buiten staat is te handelen, kunnen de noodige voorschriften en bevelen door den Commissaris worden uitgevaardigd (art. 187 Gem. w.). — Aan den b. behoort de politie over de schouwburgen, herbergen, tapperijen en alle voor het publiek openstaande gebouwen en samenkomsten, openb. vermakelijkheden en openl. huizen van ontucht. Hij waakt tegen het doen van met de openb. orde of zedelijkheid strijdige vertooningen (art. 188 Gem. w.). Zie verder BRAND en POLITIE, voor de taak des burgemeesters tot het opsporen van strafb. feiten ingeval zijne gemeente geen commissaris van politie bezit: COMMISSARIS VAN POLITIE. Zooals uit het bovenstaande blijkt, is de b. in de allereerste plaats orgaan der gemeente, maar vertegenw. hij tevens het centr. staatsgezag (niet uitvoeren van besluiten, die voor vernietiging vatbaar zijn). In tal van wetten en koninkl. besluiten wordt tot de uitvoering van daarin vervatte voorschriften medewerking gevorderd van den burgemeester als plaatselijke vertegenwoordiger van het rijksgezag. Een lijst dier wetten en besluiten vindt men bij J. Oppenheim, het Nederlandsche Gemeenterecht, 4de dr. (1913), dl. 2, bl. 378 vlg.

Reeds vóór de 19e eeuw was b. de naam van een ambtsdrager in steden en op sommige dorpen, meest grootere dorpen. In de 13e eeuw en eerder zijn ze in de steden ingesteld onder den naam van raden, later werd de naam burgemeesters de gebruikelijke. Hun aantal was 2 of 3 of 4; zij hadden aanvankelijk beheer der stadsfinanciën en regeerden de stad; later, bij uitbreiding der taak, kwamen voor de financiën afzonderlijke ambtsdragers. Met rechtspraak waren de b. gemeenlijk niet belast. In de steden van het Noorden en Oosten van ons land echter maakten zij deel uit van het college van schepenen of hoe ze mochten heeten, die met rechtspraak waren belast. De aftredende b. werden gemeenlijk een of een paar jaar later weer ingekozen en werden als oud-burgemeesters in verschillende belangrijke aangelegenheden geraadpleegd. Deze gewoonte van wederinkiezing en het feit, dat ze als oud-burgemeester ook werden geraadpleegd in regeeringszaken, heeft zeker aanleiding gegeven tot de zegswijze: eens burgemeester altijd burgemeester.

< >