Brontë (Charlotte), Eng. schrijfster (1816—1855), derde dochter van een predikant te Thornton, later te Haworth Yorkshire. Zij verloor haar moeder op jeugdigen leeftijd en werd daarna met haar zusters en broeder door een tante opgevoed. De vader beschouwde hen als geestelijk zijns gelijken en reeds vroeg waren de kinderen B. gewoon over diepzinnige vraagstukken na te denken. Zij leefden afgescheiden van de wereld in een eenzame heidestreek.
Charlotte werd met haar zusters naar een kostschool gestuurd, waar de twee oudsten door een ernstige besmettel. ziekte werden aangetast en stierven. Daarna ontvingen de overgebleven kinderen B. eenige jaren onderricht thuis; Ch. werd onderwijzeres. In 1842 gingen Ch. en Emily B. naar Brussel, om hun kennis van vreemde talen te verrijken. Zij volgden daar lessen op de school van M. Héger, voor wien Ch. een diepe vereering en genegenheid voelde. Na 10 mnd. keerden zij terug naar het ouderl. huis, waar E. de huishouding waarnam. Het was een treurig leven, dat zij leidden. Hun broeder Bramwell, die een zwak karakter had, was een dronkaard en opiumschuiver geworden; Ch. wijdde zich verder geheel aan de letteren. Onder de pennenamen „Currer”, „Ellis” en „Acton Bell”, gaven Charlotte, Emily en Anne B. een bundel gedichten uit, die geen succes had.
C.’s eerste roman The Professor kon geen uitgever vinden. Haar volgend werk Jane Eyre (1847), dat anoniem uitgegeven werd, maakte grooten opgang, hoewel velen het veroordeelden, omdat het zoo afweek van het conventioneele. Het boek is in vele opzichten een autobiographie. De jaren 1848—49 waren zeer treurig voor Ch. Nadat Bramwell B. gestorven was, verloor zij haar zusters Emily en Anne. Gedurende dezen tijd verscheen haar roman Shirley, die door velen het beste van haar werken wordt geoordeeld. Door haar letterkund. werkzaamheid was Ch. B. in aanraking gekomen met Thackeray en Miss Martineau en Mrs.
Gaskell, welke laatste een levensbeschrijving van haar gaf. In 1853 gaf zij haar laatsten roman uit, Villette, artistiek het meest volmaakt, waarin zij een beeld geeft van haar leven te Brussel. Het is een autobiographie in den volsten zin des woords. In 1854 huwde Ch. met den hulppredikant A. Nicholls; na een kort, gelukkig huwelijk stierf zij. Zij was een vrouw met een streng plichtsgevoel en een zeer gesloten aard en had hierdoor een moeilijk leven. In haar romans geeft zij zich echter geheel.