Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 09-11-2018

Brienen

betekenis & definitie

Brienen (Willem Jozef van), heer van den Groote Lindt, Nederl. staatsman, kon tot 1795 geen openbare betrekking bekleeden, omdat hij Katholiek was. In 1803 werd hij in het stedelijk bestuur van Amsterdam gekozen; Lodewijk Napoleon benoemde hem tot adjunct van den burgemeester der hoofdstad en tevens tot kamerheer en honorair lid van den Raad van State. Bij de inlijving van de Bataafsche republiek bij het Fransche keizerrijk was van B. een der leden van de commissie, die naar Parijs ontboden werd, om haar meening te zeggen over de punten, die door een organiek besluit geregeld zouden worden. Te Amsterdam teruggekeerd, werd hij tot maire dezer stad benoemd, welk ambt hij met veel voorzichtigheid en beleid waarnam.

Tot belooning zijner diensten verhief Napoleon hem tot lid van het Legioen van Eer en baron van het keizerrijk. Vlak vóór de omwenteling van 1813 begaf v. B. zich met Warin, lid van het stedelijk bestuur, naar Parijs, om de Fransche regeering den ongelukkigen toestand van Holland onder het oog te brengen, maar hij mocht pas in Maart 1814 terugkeeren. In hetzelfde jaar werd hij gekozen tot lid van de Staten der provincie Holland; in 1814 werd hij door koning Willem I tot lid van de Eerste Kamer der Staten-Generaal benoemd, wat hij tot aan zijn dood, 10 Oct. 1839, bleef.

< >