Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 09-11-2018

Brevier (boek)

betekenis & definitie

Brevier (boek) - Brevier, of Breviarium, de naam voor het boek, waaruit de clerus van af ‘t subdiaconaat en de religieusen van oude Kloosterorden, dagelijks op vastgestelde tijden, door de Kerk voorgeschreven, bidden; deze naam voor dit boek (in de Westersche Kerk) ontstond in de tweede helft der Middeneeuwen, toen men n.l. de gebeden, die in den loop van een jaar in koor of privatim gebeden moesten worden, in één boek te zamen bracht; dit werd echter slechts mogelijk nadat men ‘t jaarlijksch gebed belangr. verkort had en voor elken dag ’t aantal lessen en psalmen nauwkeurig had bepaald. De eerste beteekenis van !t woord „Breviarium-’ is „Kort overzicht”, in dezen zin door christ. auteurs in de eerste tijden herhaaldel. gebruikt, b.v. Br. fidei, Br. in psalmos, Br. canonum, Br. regularum. In !t liturg, spraakgebruik beteekende Br. of Breviarius (in tegenstelling met Plenarium, dat de volledige tekst bevatte) een uittreksel van wat gebeden moest worden en regels daarvoor (b.v. br. ecclesiastici ordinis of Br. Ecclesiae Romensis).

In de 9e eeuw gebruikt Alcuinus dit woord om een kort of vereenvoudigd officie voor de leeken aan te duiden. Prudentius van Troyes stelde omstr. denzelfden tijd een Br. Psalterii samen. Het klooster Monte Cassino kreeg omstr. 1100 een boek getiteld: incipit Breviarium sive ordo officiorum per totam anni decursionem. De naam B. voor een boek, dat ?t geheele officium canonum bevatte, schijnt te dateeren uit de 11e eeuw. Paus Gregorius VII, die de gebeden heeft bekort en de Liturgie heeft vereenvoudigd en hervormd naar de liturgie van het Pausel. hof, gaf aan deze verkorte gebeden terecht den naam Br.; deze naam werd later uitgestrekt tót boeken, die in één volume of in één werk liturgische boeken van verschillende soort bevatten, als: Psalterium, Antiphonarium, Responsoriarium, Lectionarium. De inh o u d van het Br. Romanum, dat met enkele uitzonderingen na thans in de geheele Latijnsche Kerk wordt gebruikt, is verdeeld in 4 deelen overeenkomstig de 4 jaargetijden; ieder deel is samengesteld uit: Psalterium, Proprium de Tempore, Proprium Sanctorum, Commune Sanctorum, eenige bijzondere officies.

Het „Psalterium” is het oudste en eerbiedwaardigste gedeelte van ?t Br.; de 150 Psalmen maken ’t hoofdbestanddeel uit van de Liturgie der Joden. Christus-zelf maakte er gebruik van, zoo ook de Apostelen en de Christenen; ongetwijfeld werd in de eerste tijden van het Christendom ’t Psalterium op dezelfde wijze gebruikt als bij de Joden; de leider van !t koor koos naar eigen believen psalmen uit. Sommige Psalmen werden waarschijnlijk in de 4e eeuw bijeengebracht om aan de verschillende eischen der Liturgie te voldoen; zoo pasten sommige psalmen meer aan den tijd van vreugde, andere meer aan den tijd van droefheid. Sommige monniken baden dagelijks al de 150 Psalmen; dit eischte te veel tijd en !t Psalterium werd over een week verdeeld; eerst een willekeurige verdeeling, later een volgens vaste regels; de H. Benedictus, stichter der Benedictijnen, geeft in zijn ordensregel nauwkeurige aanwijzingen hoe in dien tijd de abt ’t Psalterium moest verdeelen; denkelijk bestond er toen reeds een Romeinsche indeeling; minstens bestond deze van het eind der 7e eeuw; deze indeeling is gebleven totdat onder Paus Pius X !t Psalterium zóó is ingedeeld, dat iedere week !t geheele Psalterium gebeden wordt. Aan het Psalterium gaat, volgens de wijziging van het B. onder Pius X*, !t Ordina, rium Divini Officii vooraf, bevattend gebedendie ieder dag gebeden worden of die telkens terugkeeren op bepaalde tijden van het Kerkelijk Jaar, alsmede eenige rubrieken. Het Proprium de Tempore bevat ’t officie van de verschillende tijden van het Kerkelijk jaar (zie KERKELIJK JAAR), ’t officie van alle Zondagen en van de feesten, die er toe behooren, met bijzondere lessen, uittreksels uit ’t Evangelie, dikwijls ook eigen antiphonen, Responsoria en Psalmen, overeenkomend met het typisch karakter van elk der deelen van het Kerkelijk jaar; het heeft zich langzaam ontwikkeld. Het Proprium Sanctorum geeft ’t officie voor de feesten der Heiligen. Tot de 7e en nog tot de 9e eeuw was ’t getal feesten van Heiligen in ’t Br. niet groot: de oude Kalendaria geven slechts 28 feesten van Heiligen; langzamerhand is dat getal aanmerkelijk toegenomen.

Het „Commune Sanctorum” geeft de officies, die bestemd zijn voor een geheele groep van heiligen, b.v. Commune Martyrum, Commune Virginum; de oorsprong dezer officies is moeilijk vast te stellen. In ’t laatste gedeelte van ’t brevier vindt men o. a. de Boetpsalmen, Litanie van alle Heiligen en de eigen officies van ieder diocees. Wat het breviergebed van eiken dag betreft, iedere dag heeft zijn eigen gebeden voor de verschillende uren (Horae), welke zijn Metten (3 Nocturnen), Lauden, de 4 z.g. kleine uren (Prima, Tertia, Sexta, Nona), Vespers en Completen. Elk uur van ’t officie is samengesteld uit dezelfde elementen: „psalmen en Cantica” (Cantica zijn zangen, ontleend aan een ander deel der H. Schrift dan ’t boek der Psalmen, b.v. het Canticum Moysis), „antiphonen” (korte gebeden of spreuken, die in alle uren van -t officie met de Psalmen worden gebeden; in sommige uren heeft ieder psalm zijn antiphoon, in andere is er slechts één antiphoon voor meerdere psalmen; de a. zijn soms een psalmvers, soms een sententie, ontleend aan de Evangeliën of een ander deel der H. Schrift, een enkele maal een sententie, niet ontleend aan den Bijbel; ’t woord antiphoon, uit <p<uvrj en dvu, = vox opposita seu contra sonans = zang met twee of verschillende koren = beurtzang), „versus en responsoria” (versus is een korte spreuk, overeenkomend met den tijd van het Kerkelijk jaar of het feest, bijna altijd ontleend aan de H. Schrift, en bestaat uit een aanroeping van God, die gesproken of gezongen wordt door den lector of cantor, en een responsum, waarin het volk, door ’t vers opgewekt, hetzelfde gevoelen uitspreekt; responsoria zijn geestelijke gezangen, ingesteld om den geest onder de Lessen te verheffen; ook zijn er responsoria brevia, die gebeden worden na ’t Capitulum van de Kleine Uren en bij de Completen), „hymnen” (bij elk Uur vindt men een klein gedicht in versmaat de h.; in de 6e eeuw in Spanje en spoedig ook in andere landen zong men h. in ’t kerkelijk officie; te Rome werden eerst na de 12e eeuw hymnen in ’t officium Romanum opgenomen óf onder Paus Innocentius III (overl. 1216) in ’t Br. de Camera = secundum usum Curiae (het Pauselijk Hof) óf onder Paus Gregorius IX toen in ’t jaar 1241 Haymo, generaal der Minderbroeders, het Br. verbeterde op last van dezen Paus. Om de fouten tegen ’t metrum en numerus der versmaat, die hier en daar in de hymnen van ’t Br. voorkwamen, dacht Leo X (overl. 1521) aan een hervorming van de h., droeg de samenstelling op aan Zaccalia Ferreri, bisschop van Guarda; maar deze h., gedrukt in 1525, goedgekeurd door Paus Clemens VII, juxta veram metri et latinitatis norman, ruimden al te veel plaats in voor klassiek heidensche namen (o. a. Olympus, perites, penates); na den dood van Ferreri werd dit product ter zijde gesteld als te ver afstaande van den liturgischen geest en de traditie; later gaf Paus Urbanus VIII (1623—44) aan de vier Jezuïeten Sarbiewski, Strada, Galluzzi en Petrueci de opdracht de hymnen van ’t Br. Romanum te verbeteren volgens de regels van ’t antieke metrum en ’t klassieke Latijn; deze „hymni emendati” verschenen 1629 te Rome; slechts de h. op ’t H. Sacrament des Altaars door den H. Thomas van Aquino en eenige anderen waren onaangeroerd gebleven, enkele waren geheel vernieuwd en in de overige had men, zooals men zeide, 958 fouten tegen de prosodie verbeterd en daarmee menige verandering in den tekst moeten maken; ’t geheel vond geen onverdeelden bijval; eerst toen Urbanus VIII ze in ’t Br. had doen opnemen, werden ze langzamerhand algemeen ingevoerd; de St. Pieter te Rome echter behield, met Pauselijke toestemming, tot heden het gebruik der onveranderde hymnen; in Frankrijk ontstonden ten gevolge van ’t Gallikanisme nieuwe hymnen, tegen welke Dom Guéranger in 1830 den strijd begon, welke strijd succes had), „Lessen of Lectiones” (uittreksels uit de H. Schrift, Acta Sanctorum, Kerkvaders of andere Kerkelijke schrijvers; sedert de 4e eeuw treft men lessen aan voor het Kerkelijk officie, en wel vooreerst voor de Metten en Vespers, ontleend aan de H. Schrift, op de feestdagen der martelaren las men hun „acta”, sedert de 8e eeuw ook op de feestdagen van andere heiligen hun „legenden”; sedert Gregorius den Groote worden ook „sermones” en „homeliae” der Vaders aangehaald, de lessen komen thans voor in de Metten, in de overige uren slechts kleine lessen, de capitula, de Prima en Completen hebben daarenboven nog een z.g. lectio brevis), „Capitukt" (kleine lessen, zie boven; ze zijn ontleend aan de Epistels van de Mis of aan andere plaatsen van de H. Schrift, overeenkomend met ’t officie van den dag of met den tijd), „oratie” (een smeekgebed, ook wel Collecte genoemd). —Wat de geschiedenis van ’t Br. betreft, aanvankelijk was er geen eigenlijk gezegd Br.; er ontstonden verschillende boeken, b.v. het Psalterium, het Antiphonarium, enz. ’t Eerste brevierboek stamt van Monte Cassino uit de 11e eeuw (1099) in twee deelen; het 2e dl. bevat proprium de Tempore en proprium Sanctorum; onder Innoc. III kwam voor ’t Pauselijk hof uit Br. de Camera; het Br. van de Franciscanen werd te Rome aangenomen onder Nicolaas III (overl. 1280); dit had eenige afwijkingen van dat van de Curie. Clemens VII (overl. 1478) belastte Kardinaal Quignonez ’t werk van Ferreri te vervolgen, evenwel in anderen geest. Zijn Br. verscheen in 1535 en werd met geestdrift ingevoerd, en beleefde zeer veel uitgaven, werd echter in 1568 door Pius V verboden, ’t Concilie van Trente had plan tot herziening. Het Br. werd herzien onder de Pausen Pius V, Clemens VIII en Urbanus VIII. Onder Benedictus XIV waren er plannen tot ingrijpende veranderingen; Pius IX benoemde in 1856 een commissie om te onderzoeken of een hervorming van ’t Br. opportuun was; Leo XIII benoemde in 1902 een commissie ter bestudeering van de historisch-liturgisclie kwesties van !t Br. Zoo zijn er na Urbanus VIII geen ingrijpende veranderingen in ’t Br. voorgekomen, totdat — reeds waren op bet Vaticaansch concilie stemmen opgegaan voor verbetering van ’t Br. — Pius X 1 Nov. 1911 zijn constitutio Apostolica uitvaardigde: „Divino Affatu”, volgens hetwelk iedere week ’t geheele Psalterium gebeden wordt; in hetzelfde jaar verschenen: Rubricae in recitatione divini officii et in Missarum Celebratione servandae ad norman Constitutionis Apostolicae „Divino Affatu”. Daarna werden nog verschillende wijzigingen aangebracht (o.a. in ’t Motu Pfoprio „Abhine duos annos”, 23 Oct. 1913); hoofdzakelijk zijn deze wijzigingen te vinden in de „Variationes”, welke in 1914 te Rome verschenen zijn. Cfr. de Acta Apostolicae Sedis van af ’t jaar 1911.

< >