Brendel (Karl Franz), geb. 1811 te Stolberg i. d. Harz, overl. 1868 te Leipzig; studeerde te Leipz. wijsbegeerte maar daarneven — bij Fr. Wieck — ijverig muziek. Zette later zijne studiën te Berlijn voort en promoveerde daar tot Dr. phil. Sinds 1843 wijdde B. zich geheel a. d. toonkunst en hield voorlezingen over muz. onderwerpen te Freiberg i. S. en Dresden.
Vestigde zich in 1844 te Leipzig, waar hij het recht van eigendom en de redactie v. d. „Neue Zeitschrift für Musik” van Rob. Schumann verwierf. Getrouw aan zijne vooruitstrevende beginselen, maakte hij zijn blad tot een bolwerk der „neu-deutsche” richting, waarin de theorieën van Wagner en Liszt tot in de uiterste consequentie werden voorgestaan en verdedigd. B. maakte zich daardoor vele vijanden in het reactionaire kamp. Toen hij benoemd werd tot leeraar a. h. Conservatorium te Leipzig, werd hij gematigder, hetgeen hem door de vooruitstrevenden weer euvel geduid werd.
B. was een der stichters en jaren lang voorzitter van de „Allgem. Deutscher Musikverein”. Hij publiceerde een aantal geschriften over muzik. onderwerpen; zij zijn in allerlei tijdschr. verspreid. Bovendien eene Grundzüge der Gesch. d. Musik (hiervan verscheen 1848 eene Nederl. bewerking door Kist) en Gesch. d. Musik in Italien, Deutschland u. Frankreich, een boek, dat nog zijne waarde heeft.