Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 09-11-2018

Breedevoort

betekenis & definitie

Breedevoort - (Bredevoort), 1) een stadje in de prov. Gelderland, vroegere hoofdpl. der gelijkn. heerlijkheid, sedert de 19e eeuw behoorende tot de gem. Aalten. ’t Ligt aan de Slinge, 1½ uur gaans ten Z.W. van Winterswijk, ’t Is een marktplaats voor de omgeving en heeft katoennijverheid, ’t Aantal inw. is tusschen 2 en 3000; — 2) de naam van een vroegere heerlijkheid in de provincie Gelderland, bestaande uit de ambten Bredevoort, Aalten, Winterswijk en Dinxperlo. In de 12de eeuw maakte zij deel uit van de Westfaalsche heerlijkheid Lohn, die tot het bisdom Munster behoorde.

Graaf Herman van Lohn droeg in 1235 het huis te Breedevoort aan den graaf van Gelder op en ontving het van dezen weder in leen. In 1301 nam Otto van Rietberg, bisschop van Munster, het slot Bredevoort in en behield dit, totdat hij in 1316 de heerlijkheden Lohn en Breedevoort van Otto, heer van Ahaus, kocht. Dit gaf aanleiding tot een oorlog tusschen graaf Reinoud II van Gelder, die leenheer van Breedevoort was, en den bisschop van Munster, welke eindigde met het verdrag van Coesfeld in 1324. Graaf Reinoud behield de heerlijkheid. Later is zij dikwijls verpand, o. a, aan prins Willem I en zijne opvolgers; in 1697 droegen de Staten van Gelderland de heerlijkheid Breedevoort aan den koning-stadhouder Willem III op.

< >