Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 09-11-2018

Brederode (geslacht)

betekenis & definitie

Brederode (geslacht) - Van de leden van dit adellijk geslacht vermelden wij:

Dirk IV van B., de Goede, onderwierp West-Friesland aan het gezag van den Hollandschen graaf Floris V (1287), streed in 1292 en 1304 tegen de Vlamingen en ondersteunde in 1311 den Utrechtschen bisschop Guy van Avesnes tegen de Friezen. Hij overl. in 1318 op den terugtocht van een bedevaart naar Jeruzalem. — Jan van B. vergezelde 1396 en 1398 Willem van Oostervant (den zoon van den Hollandschen graaf Albrecht van Beieren) op zijn krijgstocht tegen de Friezen. Zijn vrouw Johanna van Abcoude werd non in het door haar gestichte klooster te Wijk-bij-Duurstede; hij zelf begaf zich in het Karthuizer-klooster te Zeelhem, waar hij zich bezig hield met het maken van geestelijke gedichten. In 1407 verliet hij het klooster en noodzaakte zijn vrouw zich bij hem te voegen, waarna hij door den bisschop van Utrecht gevangen gehouden werd tot aan den dood zijner vrouw in 1411. In 1408 had hij „Somme le Roy” vertaald onder den titel Des Conincs Summe, een der oudste in ons land gedrukte werken. Hij sneuvelde 1415 in den slag bij Azincourt. — Walraven van B., graaf van Gennep, nam deel aan den krijgstocht tegen de Friezen, werd in 1402 bij het beleg van Gorinchem door den heer Jan van Arkel gevangen genomen, doch wist in 1409 te ontvluchten. Hij was een trouw aanhanger van graaf Willem VI en diens dochter gravin Jacoba, welke laatste hem tot stadhouder van Holland aanstelde. Hij sneuvelde bij een poging om Jan van Arkel uit Gorinchem te verdrijven. — Frans van B., kleinzoon van den vorige, 1465—90, bekend als aanvoerder van de Hoekschen in het laatste stadium van den burgeroorlog tusschen Hoekschen en Kabeljauwschen (Jonker-Fransen-oorlog), maakte zich in 1488 door verrassing meester van Rotterdam, vanwaar hij strooptochten ondernam door Holland en Utrecht.

De stad werd echter door Jan van Egmond, stadhouder van Maximiliaan van Oostenrijk, genoodzaakt te capituleeren, 1489, waarop B. zich binnen Sluis nestelde. Den 23sten Aug. 1489 werd zijn vloot echter door die van Egmond in het Brouwershavensche Gat verslagen; hij zelf viel zwaar gewond in handen der vijanden en werd naar Dordrecht gevoerd, waar hij in het volgende jaar overleed. — Hendrik van B., geb. te Brussel in 1631, een der meest bekende hoofden uit het eerste tijdperk van den tachtigjarigen oorlog. Hij overhandigde in 1566 te Brussel het smeekschrift der Edelen aan de landvoogdes Margaretha van Parma, en het was op een gastmaal, door hem in het huis van Kuilenburg aangericht, dat de ontevreden Edelen den naam „Geuzen” aannamen. Nadat hij te Antwerpen en andere plaatsen pogingen in het werk had gesteld om de anti-Spaansche partij te versterken en in zijn eigen bezittingen de beelden uit de kerken had doen verwijderen, begaf hij zich in 1667 naar Amsterdam, waar hij wel veel aanhang vond, maar zich niet kon staande houden. Op raad van den prins van Oranje week hij uit naar Duitschland.

Toen hij op de indaging van den hertog van Alva niet voor diens rechtbank verscheen, werd hij verbannen en van zijn goederen vervallen verklaard. Kort daarna overleed hij, 1568, te Recklinghausen in Westfalen. — Lancelot van B., heer van Veenhuizen, een halfbroeder van den vorige, behoorde tot het Verbond der Edelen, moest in 1667 vluchten, was als een der aanvoerders van de Watergeuzen tegenwoordig bij de inneming van Den Briel, maakte deel uit van de bezetting van Haarlem, toen Alva’s zoon don Frederik deze stad belegerde, en werd op diens last den 20sten Juli 1573 onthoofd. — Reinoud van B., baron van Wezemberg, heer van Veenhuizen, Spanbroek, Oosthuizen, enz., een zoon van den vorige, 1667—1633, was voorzitter van den Hoogen Raad; als schoonzoon van Oldenbarneveldt deelde hij in diens val en werd niet meer opgenomen onder de edelen van Holland, hoewel hij zijn betrekking behield. Van zijn reis naar Rusland en Zweden, in opdracht der Staten ondernomen (1615—16), om den vrede tusschen genoemde rijken te herstellen, is een beschrijving verschenen onder den titel Journael der legatie in Moscovië gedaen in de jaren 1615 en 1616. Te Veenhuizen is op zijn graf in de kerk een marmeren gedenkteeken voor hem opgericht. — Met Wolfert van B. stierf in 1679 de hoofdtak van het geslacht B. uit.

< >