Brant (Marten Jansz.), boekbinder, later boekverkooper en uitgever, komende „van Marne in Ditmarken”, trouwde in 1613 op 23 j. leeftijd met Marritjen Jakobs uit Naarden. B. was achtereenvolgens op verschillende plaatsen in Amsterdam woonachtig, waar hij steeds „In de ghereformeerde catechismus” als kenmerk van zijn huis voerde. Hij trad voornamel. als uitgever van Contra-Remonstrantsche geschriften op den voorgrond en Vondel noemde hem „Heerooms veynster-aap” in zijn gedicht: „De rommelpot van het hanekot”. Door het in ’t licht geven van zijn vinnige kerkel. twistgeschriften handelde hij te goeder trouw en naar volle overtuiging.
Openlijk kwam hij voor zijne bedoelingen uit, wat ook bleek uit zijn drukkersmerk, de Emmaüsgangers voorstellende, met het randschrift: „Brandde ons herte niet in ons als Hij met ons op den weg was.” Door zijne uitgaven, die weer tegenschriften uitlokten, heeft hij veel invloed in ongunstigen zin op zijne tijdgenooten uitgeoefend. De zaak, die in 1650 door zijne weduwe gedreven werd, schijnt later aan Abraham van den Burgh: haar aangetrouwden neef, te zijn overgegaan. Zie Kleerkooper-Van Stockum, De boekhandel te Amsterdam, 1916—’16; Kruseman, Aanteekeningen 1893.