Bovennatuurlijk - (supranaturalistisch), tegenover natuurlijk (naturalistisch) kan betrekking hebben 1) op eene orde van dingen, 2) op de wijze, waarop deze orde tot eene andere orde van dingen, de natuurlijke, in betrekking staat. In het le geval gaat het over de vraag, of er iets meer is dan het complex van verschijnselen en krachten van stoffelijken of geestelijken aard, in persoonlijken of niet-persoonlijken vorm, die het onderstelde geheel vormen, dat de natuur of de natuurlijke orde van dingen wordt genoemd. Zoo Spinoza* op klassieke wijze. Men kan deze natuur stoffelijk of geestelijk opvatten: óf als een geheel van stof en stofbeweging, óf als een geheel van bewustzijnsverschijnselen en krachtcentra, óf als een mengeling van beide — in elk geval is het een grootheid of een complex van grootheden, waarin gelijkmatigheid, wet, orde, soortelijke overeenkomst bestaat.
Wie deze grootheid als eenig bestaande erkent, is naturalist* of monist*, hetzij dan materialistisch of spiritualistisch. Erkent men intusschen boven deze betrekkelijke wereld het bestaan van een andere, oorspronkelijke, waarvan deze de schepping of de afdruk is, dan is men supranaturalist*, hetzij men deze boven-natuurlijke wereld, zooals Plato*, opvat als een wereld van ideeën, waarvan de wereld der verschijnselen of phenomena slechts een gebrekkige afdruk is, hetzij men deze bovennatuurlijke wereld, met het Christendom, opvat als de orde van goddelijke gedachten, die in de schepping zijn verwerkelijkt en in God haar oorsprong en kracht hebben; wie deze boven-natuurlijke wereld aanneemt, is idealist*, dualist* of theïst*. — Het 2e geval betreft de betrekking tusschen de bovennatuurlijke en de natuurlijke orde. Voor het naturalisme bestaat deze betrekking natuurlijk niet. Voor het supranaturalisme kan zij op 2 wijzen bestaan. Men kan 1° aannemen, dat de bovennat. orde zich louter op natuurlijke wijze d.i. volgens de wetten, die in de natuurlijke orde bestaan, dus middellijk, indirekt, aan deze orde mededeelt. God onderhoudt dan de natuur enkel volgens de vaste regelmaat, waaronder de natuurverschijnselen, b.v. van de ontwikkeling der planten en de orde der jaargetijden, plaats hebben; Hij voedt den mensch op enkel langs den weg van verheldering van inzicht en groeiende karaktervastheid.
Op dit standpunt is het wonder, zoowel b.v. dat der wonderlijke spijziging als der radikale bekeering, uitgesloten. Wie 2° de bovennatuurlijke wijze van verband tusschen de bovennatuurl. en de natuurl. orde erkent, neemt aan, dat God zich niet alleen, maar ook, op boven-natuurlijke d. i. op eene andere wijze dan volgens de ons bekende wetten en verschijnselen van het stoffelijke en geestelijke leven, aan en in de natuurorde openbaart, bv. door de wonderbare spijziging en door de radikale bekeering van den mensch. Hij neemt dit aan als a priori mogelijk, omdat God boven de natuur staat met de vrijheid van den Schepper, en aposteriori zeker, òf omdat zijn godsdienst hem dit historisch leert (de H. Schrift), òf omdat hij persoonlijk of bij anderen hiervan ervaring heeft. Bovendien wordt dit geloof bij de Christenen gepostuleerd door een beroep op den onnatuurlijken, juister: onder-natuurlijken, abnormalen toestand van den mensch en de wereld, waarin zonde, ellende en dood heerschen, en die dus alleen door eene abnormale wijze van goddelijke werkzaamheid, on-natuurlijk in anderen en d. i. boven-natuurlijk, kan worden genormaliseerd. Zoo wordt de boven-natuurlijke betrekking tusschen de natuurl. en de bovennatuurl. orde religieus-ethisch gemotiveerd. — Tusschen R. K. en Protest. bestaat ten aanzien van de opvatting van natuurlijk en bovennatuurlijk verschil. De R. K. opvatting heeft van de schepping en den mensch eene dubbele opvatting. Eerst schiep God alles natuurlijk, d. w. z. goed genoeg voor het aardsche, tijdelijke leven. Toen voegde hij aan deze natuurl. schepping, de bovennatuurlijke genade toe, waardoor zij, bepaaldelijk de mensch, de volmaaktheid kan bereiken.
Door de zonde is deze bovennatuurl. genade verloren gegaan, terwijl de natuurlijke toestand der schepping gebleven is ongeveer zooals hij was. Zij is dus betrekkelijk goed en de roeping der kerk, als draagster der genade, is om aan deze natuurlijke orde weder de bovennatuurlijke toe te voegen. Van daar twee levenssferen: die van het natuurlijke leven en die der kerk; twee levensopvattingen : die der gewone Christenen, en die van den geestelijken stand, enz. Volgens Protest. opvatting is er slechts ééne conceptie van de schepping en den mensch. Beide waren oorspronkelijk goed, zonder meer. Door de zonde is dus niet alleen het hoogere eeuwigheidsleven bedorven of verloren, maar het geheele, ook het lagere z.g. natuurlijke.
Niets is intakt gebleven. Vandaar dat de roeping der kerk, als draagster der genade, deze is, dat de natuurlijke orde wordt hersteld, doordat de mensch en de wereld worden verlost en geheiligd. Er zijn dus niet twee scherp onderscheiden niveaux van leven en soorten van menschen. Hier is het bovennatuurlijke veeleer zaak van hoedanigheid dan van hoeveelheid. Het bovennatuurlijke komt niet bij of boven het natuurlijke, maar het reinigt en verheft dit. R. Eucken, Die Grundbegriffe der Gegenwart 1893; E. Haeckel, Die Weltratsel10 1901;
G. Heymans, Einführung in die Metaphysik.2 1911;
H. Bavinck, Wijsbegeerte der openbaring, 1908; C. Stange,Christentum und moderne Weltanschauung2 I Das Problem der Religion, 1914, II Naturgesetz u. Wunderglaube, 1916.