Bouwverordening - Volgens de Woningwet stelt de gemeenteraad voorschriften vast betreffende de eischen, waaraan moet worden voldaan: 1) bij het bouwen van woningen, — 2) bij het geheel of voor een gedeelte vernieuwen van woningen, — 3) met betrekking tot bestaande niet onder 2 begrepen woningen (art. 1). De voorschriften, bedoeld in art. 1, kunnen verschillend zijn naar gelang van den aard en de bestemming der woningen, alsmede van hare ligging. — Bij die voorschriften kunnen eischen worden gesteld omtrent de zuivering van ongedierte, de afscheiding van slaapplaatsen, het aantal woningen in een zelfde gebouw in verband met de inrichting van dat gebouw, alsmede omtr. het aantal bewoners in verband met de ruimte der vertrekken, (art. 2). Ten aanzien van geheel of voor een gedeelte te vernieuwen of nieuw te bouwen woningen of als woning in gebruik te nemen gebouwen of gedeelten van gebouwen worden door den gemeenteraad voorschriften vastgesteld betreffende: a. de plaatsing van de gebouwen ten opzichte van den openbaren weg en van elkander, b. het hoogtepeil van den vloer der beneden-woonvertrekken en de hoogte van de gebouwen, c. de afmetingen der ter bewoning in te richten vertrekken en van trappen en portalen, d. privaten, e. beschikbaarheid van drinkwater, f. voorkoming van brandgevaar, g. voorkoming van vochtigheid, h. hechtheid van fundamenten, muren, vloeren, trappen, zolderingen en dak, i. verwijdering van rook, water en vuil, j. toevoer van licht en lucht. — Ten aanzien van de vernieuwing van een gedeelte eener woning worden alleen die voorschriften van toepassing verklaard, die met het te vernieuwen gedeelte verband houden. Ten aanzien van bestaande, niet onder het eerste lid begrepen, woningen worden door den gemeenteraad voorschriften vastgesteld betreffende de in het eerste lid onder e—j vermelde punten (art. 3).
Art. 4 machtigt Ged. Staten met betrekking tot een of meer der in het vorig artikel vermelde punten voor ten hoogste 5 jaren aan den gemeenteraad vrijstelling te verleenen. Art. 5 verbiedt zonder schriftel. vergunning van Burgem. en Weth. een gebouw op te richten of geheel of voor een gedeelte te vernieuwen. In gemeenten, waar voorschriften met betrekking tot gebouwen zijn vastgesteld, wordt de vergunning, behoudens het bepaalde bij het eerste lid van art. 6, alléén geweigerd op grond, dat aan die voorschriften niet is voldaan. Een besluit tot het verleenen van voorwaardel. vergunning of tot weigering der vergunning is altijd met redenen omkleed.
Van zulk een besluit is beroep op den gemeenteraad toegelaten volgens regelen, bij plaatsel. verordening te stellen. — Volgens art. 6 kunnen B. en W., voor zoover eene verordening met betrekking tot gebouwen hen daartoe uitdrukkelijk bevoegd verklaart: a. nadere eischen vaststellen ten opzichte van in die verordening bepaaldelijk aangewezen punten; b. vrijstelling verkenen van het voldoen aan in die verordening bepaaldel. omschreven eischen. In het geval onder a. genoemd is beroep op den gemeenteraad toegelaten, volgens regelen, bij plaatsel. verordening vast te stellen. — Van het besluit van den gemeenteraad wordt door B. en W. onverwijld kennis gegeven aan hem, die het beroep heeft ingesteld. Wijkt het besluit van den gemeenteraad van dat van B. en W. af, dan geldt bedoelde kennisgeving als eene door B. en W. verkende vergunning. — De besluiten tot vaststelling, aanvulling, wijziging of intrekking van de in art. 1 bedoelde voorschriften zijn (art. 7) aan de goedkeuring van Gedep. St. onderworpen, behoudens beroep op de Kroon. Art. 8 voorziet in het geval, dat de gemeenteraad in gebreke blijft, dergel. voorschriften vast te stellen.