Bouwoffer - Het gebruik om bij den bouw van een huis, paleis, tempel of brug religieuze ceremoniën te verrichten, is of was bij bijna alle volken bekend; meestal werd daarbij een dier (haan, big, schaap, kikvorsch) of een mensch geofferd. Dat gebeurde óf door het offer te slachten en met het bloed pilaren, drempel, muren, enz. te bestrijken of te besprenkelen of ’t met de kalk te vermengen, óf door het offer levend onder of in de fundamenten te begraven (1 Kon. 16 : 34). Bij vele groote bouwwerken weet de volksmond van zulke offers: in de havenwerken van Calcutta en Delhi, den hoofdtempel van Shanghai, de groote brug te Halle, de brug tusschen New-York en Brooklyn, den Mantsjoerijschen spoorweg, de muren van Kopenhagen, de forten van Skoetari, den Tower te Londen, enz. Bij al deze bouwwerken loopt ’t gerucht van mensch- of dieroffers.
En de geschiedenis weet van verschillende groote bouwwerken, waarbij plotseling een paniek onder de bevolking uitbreekt op ’t gerucht, dat menschenbloed noodig is. De opgravingen leeren, welk een omvang het gebruik oudtijds had aangenomen over de heele wereld: skeletten van menschen en dieren onder huizen, tempels en oude kloosters. In Turkije schijnen nog in 1865 kinderen levend begraven te zijn onder de fundamenten. Tegenw. worden in Turkije bij den bouw van spoorwegen e. d. dieren geslacht. Zoo doet ook de Bedoeien, die zijn tent opslaat. Waarsch. is het dieroffer een verzachting van het menschoffer. Een andere verzachting is b.v. het inmetselen van een haarlok, zie HAAR (relig. beteek.), of vaatwerk (waarsch. gevuld met bloed of een andere, bloed voorstellende roode vloeistof), of paardehoeven, skeletten, eetwaren, beelden van menschen, of (b. v. in Bulgarije) het inmetselen van de schaduw van een mensch. Somm. denken, dat ’t gebruik om een lamp in te metselen, ook een verzachting van ’t menschoffer is.
Over de bedoeling bestaat verschil van meening. Somm.: ’t Is een verzoening van den aardegod, op wiens terrein men inbreuk maakt door in den grond te graven en te bouwen. And.: de geest van den gewelddadig gedoode blijft aan die plaats gebonden en fungeert als beschermgeest. De bij de offering uitgesproken formules bevestigen nu eens de eerste, dan weer de tweede zienswijze. De vele verhalen betreffende bouwwerken, die aldoor mislukken, totdat het vereischte offer is gebracht, spreken mede voor de eerste opvatting.
Misschien is de zgn. „eerste steenlegging” een survival* van de genoemde gebruiken. Omtrent het b. in Ned. Indië zie HUISBOUW in den O. I. Archipel. Litt. H.Clay Trumbull, the Thresholdcovenant; V. Sartori, Bauopfer, in Z. f. Ethn., 1898; Fraser, Golden Bough; Tylor, Primitiveculture; A. D. Wuttke, Deutscher Volksaberglaube, 1900.