Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 06-12-2018

Borel (henri)

betekenis & definitie

Borel (henri) - Borel (Henri Jean François), Nederl. schrijver, zoon van generaal G. Borel (wiens werk Onze Vestiging in Atjeh in 1877 groot opzien verwekte), werd 23 November 1869 te Dordrecht geboren, studeerde 1888-’92 Chin. taal te Leiden, welke studie hij ‘92-’94 practisch voortzette te Amoy, werd benoemd tot tolk te Riouw, later tot ambtenaar der Chin. zaken te Makassar, daarna te Soerabaja. In 1916 ontslag wegens ziekte. Is nu journalist, medewerker aan „De Telegraaf” en „De Amsterdammer” voor kunst en tooneel; schreef vele romans en studies. Van de eerste maakte Het Jongetje (1898, nu 4de druk) grooten opgang om de teerheid van inhoud en taal; een pendant Het Zusje (1900, nu 2de druk) had minder succes evenals de volgende romans, die nu vergeten zijn: Het Vlindertje, De laatste incarnatie (1900), Van de engelen (1901), Levenshonger (1901), Leliane (1902), De leugen der eer (1903), Leliënstad (1904), De Stille Stad (1904).

Critisch werk verzamelde hij in 2 bundels : Opstellen (1900), Opstellen II (1906). Blijvende waarde heeft zijn werk over China en Indië: Wijsheid en schoonheid uit China (1896, nu 4de druk), Kwan Yin, een boek van de goden en de hel (1897), Chineesche Filosofie (I Confucius, 1897; II Lao Tsz’, 1898), Wijsheid en Schoonheid uit Indië (1905), Eet Daghet in den Oosten, De geest van China (1916). Al het werk van dezen vruchtbaren schrijver, zelfs zijn realistische romans, kenmerkt zich door zekere weekheid. Als brochures verschenen van zijn hand nog: De godsdiensten van het oude China (serie „Groote Godsdiensten”), in de serie „Pro en Contra” het „Contra” van De Christelijke Zending en Een werkkring in Nederlandsch-Indië. Verschillende zijner werken verschenen in Duitsche vertaling. Zie over hem o.a. Van Nouhuys, Nederlandsche Belletrie, bl. 162 v.v.

< >