Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 06-12-2018

Boorzuur

betekenis & definitie

Boorzuur, H3BO3, vroeger ook sal sedativum Hombergii geheeten, in vrijen toestand door Homberg in 1702 ontdekt bij destillatie van borax met ijzervitriooloplossing. In de natuur komt het behalve als bestanddeel van boraten* en borosilikaten* voor gasvormig, opgelost in het water van vele bronnen en meren en van den oceaan, en vast als het mineraal sassoliet*. Het gasvormig hier en daar, bijv. in Toscane, uit spleten ontwijkende en het klaarblijkelijk uit zulke gassen in kraters bijv. van Vulcano afgezette vaste b. is zeker van vulkanischen oorsprong. De rijkdom aan b. van sommige bronnen en meren moet waarschijnlijk aan dezelfde oorzaak worden toegeschreven.

Sedert 1815 wordt hieruit, door indampen het boorzuur gewonnen, doch eerst sinds 1827 op rationeele wijze, n.l. door van de warmte van den bodem zelf, voor dat doel gebruik te maken. Langzamerhand heeft men ook de vrij uitstroomende dampen met gemetselde bassins omringd en in water opgevangen en sedert 1854 door boringen een aantal nieuwe uitstroomings-openingen gemaakt. De productie, die in 1818 slechts 2500 K.G. ruwproduct bedroeg, was dan ook in 1849 tot 1 millioen, in 1859 tot 2 millioen KG. gestegen en beheerschte vrijwel de wereldmarkt. Toen echter in Californië en vervolgens in Nevada, Chili, Argentina, Peru en Bolivia op verschillende plaatsen, en bijna gelijktijdig in Klein-Azië en Stassfurt boorhoudende mineralen werden ontdekt, werd het monopolie verbroken en daalden de prijzen. De toeneming van het verbruik van b. en daarvan afgeleide verbindingen maakte, dat in 1902 de Italiaansche productie op 2600 ton stationnair kon blijven, terwijl de Vereenigde Staten (Californië en Oregon) 50.000, Chili 15.000, Peru 5.000, Bolivia 1500 en Klein-Azië 12.000 ton boorzuurmineralen produceerden. De bereiding uit deze boraten geschiedt door inwerking van zoutzuur, zwavelzuur natriumhydrosulfaat (in Chili) en, meer modern, zwaveldioxyde (vooral in Amerika). Het ruwe product, dat 80-90% b. bevat, wordt door omkristalliseeren gezuiverd. Het vormt dan kleurlooze, op het gevoel vetachtige, glinsterende schubben, die door water moeilijk worden bevochtigd.

In 100 Gr. water lost bij 0° 1,94, bij 10° 2,65, bij 20° 3,98, bij 100° 27,79 Gr. b. op. De bij kamertemperatuur verzadigde oplossing bevat dus ongeveer 3%. Ook in alkohol en glycerine kan men het oplossen. De oplossing in water, die eerst flauw zuur, dan bitterachtig en eindelijk zoet smaakt, kleurt lakmoespapier wijnrood, curcumapapier bruin. Het b. is dan ook weinig gedissocieerd en gedraagt zich geheel als een zwak eenbasisch zuur. Het ligt, wat zijn sterkte betreft, met zijn dissociatieconstante (bij 18°) van 1,7. 10-9 tusschen zwavelwaterstof, dat sterker (0,91. 10-7), en blauwzuur, dat zwakker (1,3. 10-9) is. Met tal van anorganische en organische stoffen vormt het complexen, waarvan sommige b.v. dat met glycerine vrij sterke zuren zijn.

Men maakt hiervan, bij de analyse o.a., gebruik. De neiging tot complexvorming uit zich ook bij de vorming der zouten; waarvan slechts enkele, langs den drogen weg verkregen van het eigenlijke boorzuur worden afgeleid. Van de meeste zijn de formules afgeleid van gecondenseerde zuren, waaronder het tetraboorzuur of pyroboorzuur H2B4O7 het voornaamste is. Bij droge verhitting verliest b. water en gaat over in boorzuuranhydride. Behalve voor het maken van borax vindt b. toepassing voor glazuren van porcelein en in sommige kleisoorten, voor sommige porcelein- en glasverven; in optische (flintglas) en thermometerglazen (borosilicaatglas) en kunstmatige edelsteenen wegens de verhooging van het optische brekingsvermogen en hoogere smelt-temperatuur; om de pit van stearine- en paraffine-kaarsen te drenken, daar het met de asch een gemakkelijk smeltbare verbinding vormt; voor het kleuren van goud, het etsen van ijzer en staal; voor de fabricage van smaragdgroen; met pikrinezuur en schellak als goudvernis; voor de bereiding van zink- of mangaanboraat, die als siccatief gebruikt worden; als conserveeringsmiddel voor het conserveeren van voedings- en genotmiddelen en als antisepticum zoowel in water opgelost, boorwater, als droog in poedervorm in verschillende strooipoeders, of in zalven, b.v. met vaseline (boorzalf) voor de wondbehandeling. Terwijl voor de toepassing van het b. bij uitwendig gebruik weinig bezwaar bestaat, daar de geringe giftigheid en de eenvoudige wijze, waarop een oplossing van juiste sterkte verkregen wordt, ongelukken vrijwel uitsluiten, is er tegen het gebruik als conserveeringsmiddel een steeds toenemende agitatie ontstaan, daar het langer durend gebruik voor het organisme niet onschadelijk is.

< >