Bonifacius (paus) - Bonifacius. Negen pausen droegen dezen naam:
— B. I (418-422), heilige, werd door keizer Honorius op den pauselijken stoel gehandhaafd tegen den tegenpaus Eulalius, bestreed het Pelagianisme, geraakte met keizer Theodosius II in conflict over het bisdom Illyrië. Augustinus droeg hem zijn Quatuor libri contra duas epistolas Pelagianorum op;: de R.-Kath. kerk viert zijn gedachtenis op 25 October.
— B. II (paus van 17 Sept. 530 tot 8 Nov. 532); op een kerkvergadering te Rome bestreed hij de pauskeuze, vaardigde een besluit uit, dat elke paus* zelf een opvolger moest aanwijzen, stelde zelf Virgilius tot zijn opvolger aan, vernietigde dit besluit echter op een volgende kerkvergadering.
— B. III (gewijd 19 Febr. 607), stierf nog hetzelfde jaar, was de eerste die den titel „algemeene bisschop der Christenheid” voerde; hij belegde een concilie om de keuze der bischoppen van Rome voor de toekomst te regelen.
— B. IV (van 608-7 Mei 615); onder zijn pontificaat werd het Pantheon te Rome in een kerk der Christenen herschapen; hij had voorts een zeer onrustig bestuur.
— B. V (gewijd 23 Dec. 619, overl. 25 Dec. 625); van dezen paus zijn een viertal brieven, betrekking hebbende op Engeland; opgenomen in de „Kerkgeschiedenis” van Beda.
— B. VI, gekozen 11 April 896, overl. 15 dagen later.
— B. VII, heette Franco, was kardinaal-diaken, werd in 974 tot tegenpaus gekozen door den invloed der Crescentius-partij, zag zich een maand later gedwongen, Rome te verlaten, en begaf zich naar Constantinopel, keerde in 983 terug; in 985 na den dood van Joannes XIV nam hij wederrechtelijk bezit van den H. Stoel, en stierf nog hetzelfde jaar, hetzij aan eene beroerte, hetzij door vergif.
— B. VIII, Benedetto de Lifredo de Gaetano, paus van 24 Dec. 1294 tot 11 Oct. 1303, geb. te Anagni, werd in 1281 kardinaal, door meerdere pausen voor belangrijke zendingen gebruikt, en volgde eindelijk Coelestinus op (zie COELESTINUS V); had de hand in alle belangrijke gebeurtenissen, die gedurende zijn pontificaat voorvielen, en beijverde zich de macht van den pauselijken stoel uit te breiden; hij voerde ook het Jubeljaar in. Koning Philips de Schoone van Frankrijk had veel geld noodig voor zijn oorlogen; legde den geestelijken belasting op; dezen beklaagden zich bij den Paus, die de Bulla uitvaardigde „Clericis laicos”: de geestelijken mogen op geen enkelen titel belasting betalen aan leeken zonder toestemming van den H. Stoel: excommunicatie zoowel op ’t opleggen als op ‘t betalen van zulke belasting. Philips verbood uitvoer van zilver en kostbaarheden zonder toestemming van den koning en ontzegde aan vreemdelingen het verblijf in Frankrijk, waardoor de Italiaansche geestelijken in Frankrijk werden getroffen.
Nieuwe bul van den Paus: „Ineffabilis amoris” en meerdere brieven: in dringende noodzakelijkheid mogen de geestelijken ook zonder toestemming van den Paus belasting betalen. Philips hief tijdelijk zijn besluit op: aldus eenigszins verzoening. Opnieuw strijd: Philips roofde weer kerkelijke goederen, vergaf bisdommen en beneficiën. Verbond zich met de familie Colonna. De Paus zond als gezant een bisschop; de koning liet dezen gevangen nemen.
Met vaderlijke goedheid en gestrengheid zond de Paus hem een brief: „Ausculta fili”. De koning beriep zich op een algemeen concilie. Bon. vaardigde de Bul „Unam Sanctam” uit over de geestelijke en de tijdelijke macht. Toen hij koning Filips IV van Frankrijk in den ban wilde doen en dezen ban plechtig wilde uitspreken, 8 Sept. 1303, werd de Paus daags te voren in zijn paleis te Anagni overvallen door Scierra Colonna en den Kanselier van Philips, Nogaret, en gevangen genomen; hij werd echter kort daarop weer bevrijd.
— B. IX, Peter Tomacelli, paus van 1389 tot 1404, geb. te Napels, werd als opvolger van paus Urbanus VI gekozen, terwijl Clemens VII te Avignon regeerde als tegenpaus; hij overleed 1 Oct. 1404; de geschiedenis van zijn pontificaat hangt samen met die van het groote Westersche schisma.