Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 06-12-2018

Bolland (gerardus johannes petrus J.)

betekenis & definitie

Bolland (gerardus johannes petrus J.) - Nederl. wijsgeer, geb. te Groningen, 9 Juni 1854, genoot slechts lager onderwijs, werd in Juni 1881 taalleeraar aan het gymnasium Willem III te Batavia, en in Maart 1896 hoogl. in de wijsbegeerte te Leiden, welk ambt hij 19 Sept. 1896 met een rede over Verandering en Tijd aanvaardde. Aanvankel. geheel onder den invloed van Ed. v. Hartmann staande, werd hij later een vurig bewonderaar van Hegel.

Door zijn krachtige persoonlijkheid en zijn boeiende welsprekende voordracht verwierf hij zich onder de akadem. jeugd een grooten aanhang (Hegelaars, werkw. „hegelen”). In wijden kring, ook bij wiskundigen en fysici, heeft hij liefde tot de filosofie gewekt en op de wijsgeerige ontwikkeling in Nederland een diepgaanden invloed geoefend. Van zijn zeer talrijke werken behooren tot de eerste periode: Voorzienigheid en Natuurwet, Het Wereldraadsel, Aanschouwing en Verstand. — Als bestrijder van het R. Katholicisme schreef hij: Oude gegevens uit het verleden der Kerk (1899), Het Christendom in zijne wording; Rome en de Geschiedenis; Petrus en Rome (1899) door dr. Schaepman beantwoord in „Bolland en Petrus”; de Roomsche biecht in hare wording (proeve v. Kerkgeschiedenis) 1904. — Verder zijn te noemen De kerk van Utrecht (hoofdstuk uit de geschiedenis des vaderlands, Leid. 1900), Eenheid van tegendeelen (proeve van spraakleer der wetenschap, Amst. 1900), een nieuwe uitgave van G. A. Gabler’s Kritik des Bewusstseins. Eine Vorschule zu Hegels Wissenschaft der Logik (Leid. 1901) en de Vorlesungen über die Philosophie der Religion (met commentaar, ald. 1901), Alte Vernunft und neuer Verstand oder der Unterschied im Princip zwischen Hegel und E. v. Hartmann. Ein Versuch zur Anregung neuer Hegelstudien (ald. 1902), Hegel's Rechtsphilosophie (1902), Het verstand en zijne verlegenheden. Proeve van inleiding eener leer van zuivere rede (ald. 1903), De grondslag der „vrije" universiteit (ald. 1904), Het maatschappelijk vraagstuk en zijne slechte oneindigheid (ald. 1904), Zuivere rede. Een boek voor vrienden der wijsheid (ald. 1904), Denken en werkelijkheid.

Oude en nieuwe rede (twee verhandelingen. 1905, ook verschenen in de „XXe Eeuw”), Het nut der wijsbegeerte (1905), In den strijd om de waarheid (1905), Het eerste evangelie in het licht van oude gegevens (bijdrage tot de wordingsgeschiedenis des Christendoms, 1906), Gnosis en Evangelie (1906), Het schoone en de kunst (1906), In den voorhof der schoonheid (1906), Hegel's Encyklopädie der philosophischen Wissenschaften im Grundrisse mit den Zusätzen etc. (1906), Æsthetische geestelijkheid (1901), Het lijden en sterven van J. Chr. (1907), De evangelische Jozua (1907), De achtergrond der evangeliën (1907), Hegel's Phaenomenologie des Geistes (1967), De boeken der Spreuken, uit de leerzaal der Zuivere Rede. Afz. en vermeerderde uitg. Leiden. Adriani 1913. Eenige zijner leerlingen gaven in het licht: Collegium logicum (stenogr. verslag van een cursus in zuivere rede, in het studiejaar 1904/05 door prof. B. te Leiden gegeven), Leid. 1905.

< >