Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 06-12-2018

Bol (ferdinand)

betekenis & definitie

Bol (ferdinand) - Hollandsche schilder en etser, gedoopt te Dordrecht 24 Juni 1616, begraven te Amsterdam 24 Juli 1680, is, reeds kort nadat Rembrandt zich te Amsterdam had gevestigd, daar diens leerling geworden. Reeds in den loop van de jaren 1630-’40 verkocht Rembrandt stukken, die door B. waren geschilderd. Het vroegste gedateerde werk, dat men van hem noemt, is het portret van een dame op leeftijd in het Kais. Friedr.

Mus. te Berlijn en in dit zelfde jaar is ook zijn eerste ets verschenen. Het burgerrecht te Amsterdam verwierf hij pas in 1652, kort daarop, 1653, trad hij in het huwelijk met een koopmansdochter Elisabeth Dell en vestigde zich op den toen nog voor deftig doorgaanden Fluweelen Burgwal. Het is B. naar ’t schijnt voorspoedig gegaan. In 1669 is hij voor de tweede maal getrouwd met een koopmans-weduwe; na dien tijd bewoonde hij een groot huis op de Keizersgracht bij de Spiegelstraat, hij was (1673) regent van het OudezijdsHuiszittenhuis en werd uit een huis op de Heerengracht bij de Reguliersgracht begraven. — B. heeft als schilder van regentenstukken en portretten uit de wereld der aanzienlijken en machtigen veel opgang gemaakt, maar een sterke persoonlijkheid is hij als kunstenaar niet geweest. In veel opzichten blijkt hij een niet onhandig navolger van Rembrandts schilderstrant, weeker, pluiziger en slapper meestal, de koppen met weinig structuur onder de huid, de handen wat gezwollen. In de kleuren gebruikt hij veel meer roseachtige tinten. In zijn bijbelsche tafereelen is hij meestal niet gelukkig wat de compositie betreft en leeg blijft de uitdrukking der soms met eenig pathos handelende personen. Maar zijn manier van doen, het licht waarin hij zijn tafereelen hult en de requisieten, die hij schildert, herinneren steeds aan Rembrandts werkplaats.

In zijn meer elegante portretten is hij zelfstandiger, de populaire schilder van het rijke Amsterdam, dat gaarne duidelijk en liefst iets geflatteerd geschilderd wilde zijn en waar sommigen blijkbaar toch een vleugje van Rembrandts invloed niet versmaadden. Te noemen zijn hier vooral de regentenstukken van het Leprozenhuis en die van het Armhuis (Rijksmuseum), de groote schilderijen in het paleis op den Dam (het oude stadhuis) o. a. de Grootmoedigheid van Fabricius en Mozes met de Tafelen der Wet. Ook in andere steden, b.v. te Leiden, Gouda en Enkhuizen heeft hij dergelijke stukken uitgevoerd voor de stadhuizen. Van zijn portretten, die later wat vluchtiger en sierlijker geschilderd werden dan in den eersten tijd, kan men in ’t kort aanteekenen: een kinderportret te Rotterdam Mus. Boymans, het bekende portret van den Admiraal Michiel de Ruyter in ’s Rijks-Museum (repliek in Kopenhagen) en het portret van Engel de Ruyter 1669 (Mauritshuis); veel andere werken bewaren de openbare verzamelingen te Frankfort, Schwerin, Kassel, München, Amiens, Parijs, Oldenburg e.a. m. Dresden bezit o. m. een „Rust op de Vlucht”, Schwerin een episode uit de geschiedenis van „ Josef”, Kopenhagen de „Vrouwen aan het ledig graf”.

Dr Bredius heeft hem in den laatsten tijd op stijlkritische gronden ook het bekende portret van Elisabeth Bas (het zg. „Vrouwtje van Rembrandt”) toegeschreven en al moge men het over deze toeschrijving niet algemeen eens geworden zijn, zoo is toch de mogelijkheid, zulk een toeschrijving te opperen, een bewijs, hoe dicht B. in zijn beste werk Rembrandt’s manier van doen nabij kan komen. Na 1669 schijnt Bol niet of weinig meer gewerkt te hebben. Leerlingen van hem waren: Cornelis Bisschop en Gottfried Kneller. Zijn zelfportret van 1646 bezit het Museum.

< >