Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 06-12-2018

Boekhara

betekenis & definitie

Boekhara - Buchara of Bokhara, 1) een Mohammed. emiraat en vazalstaat van Rusland in Centraal-Azië, heeft zich aan den boven- en middenloop van de Amoe-darja en aan de beneden Serafsjan ontwikkeld en grenst in het N. tegen de hooge uitloopers van het Alai-gebergte. In het Z. loopt de grens langs den Amoe Darja. Het ligt tusschen ± 41° en 36° N.B. en 62° en 73“ O.L. en is ruim 200.000 K.M.2 groot. Aardrijkskundig kan men B. in twee zeer verschillende helften verdeelen, n.l. het Oostelijke berg- en heuvelland en het Westelijke laagland.

Het eerste gedeelte is ± 100.000 K.M.2 groot en behoort tot het Tiensjansysteem. De Noordgrens wordt gevormd door het Serafsjan-geb., een Westelijke voortzetting van de Alai-keten en het Hissar-geb. Zuidelijk hiervan loopt, als voortzetting van den Trans-Alai, de Peter de Groote-keten. Ook het Westelijk deel van de Pamir*, de gebergten van Darwas, Rossan en Sjoegnan behooren tot B. Deze gebergten vormen een indrukwekkend, sterk vergletsjerd alpenland. De hoogste top is de 7600 M. hooge Ssawerzow-piek. Van dit hooggebergte, dat Westwaarts gaandeweg lager wordt, gaan talrijke zijketens naar het Z.W., ze dalen terrasvormig af naar het Pandsj-Amoe-dal. De voornaamste der vele rivieren, die tusschen deze ketens doorstroomen zijn de Soerghab en de Soerghan. De eerste verbindt zich met de Pandsj tot Amoe (den ouden Oxus). — Het Westelijk laagland (500—100 M. hoog) behoort tot het steppe- en woestijngebied van Toeran*.

Behalve de Amoe stroomt hier nog de beneden-Serafsjan doorheen, waaraan de hoofdstad ligt, maar die tengevolge der 126 hoofd- en 940 zijkanalen, die van hem ten behoeve van den landbouw afgeleid worden, den Amoe niet bereikt. — Het klimaat van B. is in hooge mate continentaal: heete zomers en koude winters wisselen elkander af; het Juligemiddelde van het laagland is ± 26° C., dat voor Januari beneden 0°. Het verschil der absolute uitersten is zeer groot; er komen zomertemperaturen van ± 40° C. en wintertemperaturen van — 23° C. voor. In de vlakte valt weinig neerslag (tot minder dan 100 m.M. per jaar.) Hij neemt echter tegen de gebergten toe. De meeste neerslag valt in den winter en het voorjaar. Buiten de rivieren en kanalen, die meestal door cultuurland, rijen van populieren (Populus diversifolia), olmen en wilgen, of rietvelden begeleid worden, is het laagland boomloos: steppe of woestijn; slechts enkele boschjes van Saxaul (Haloxylon ammodendron) en tamarisken vindt men hier en daar verspreid. Waartegen de gebergten de neerslag toeneemt, wordt ook de plantengroei rijker, vooral tegen de N. hellingen, Waar vaak mooie bergwouden en naaldbosschen voorkomen; de tusschen de ketens gelegen hooge lengtedalen hebben echter weer een plantengroei van een droog karakter. B. heeft ± anderhalf millioen inw., waarvan het grootste gedeelte de oasen van het laagland bewoont; slechts ongeveer een kwart millioen bewoont het bergland. De oorspronkelijke bevolking is van oud-Iranischen oorsprong (n.l. de Tadsjiks).

Zij wonen vooral in het Oostelijk gedeelte en de oasen van het Serafsjandal. Later kwamen Turksche volken, n.l. de Oesbegen. Deze hebben zich als landbouwers met de oorspronkel. bevolking vermengd (heeten dan Sarten) of zijn als veeteelende nomaden zuiverder van ras gebleven. Verder wonen in de steden nog eenige duizenden Arabieren, Perzen, Tataren en Joden en verder ruim 10.000 Russen. — Bestaansmiddelen. De landbouw is alleen mogelijk door middel van irrigatie, maar deze wordt dan ook overal, waar er gelegenheid voor is, ijverig toegepast door het aanleggen van talrijke kanalen; de zware vergletsjering van het hooggebergte geeft ’s zomers aan de rivieren overvloedig water. In het laagland worden vooral tarwe, gerst, ooft (perziken, abrikozen, meloenen), hennep, vlas, sesam, tabak en in den laatsten tijd bovenal katoen verbouwd. In de bergdalen wordt tot zeer hoog aan landbouw gedaan. Gedroogde moerbeien vormen hier een volksvoedsel.

Veeteelt. Door de nomaden wordt vooral aan schapenteelt gedaan, wol en schapenvachten zijn belangrijke uitvoerproducten. Zeer belangrijk is ook de zijdeteelt; het verkeer geschiedt door middel van ezels en kameelen. De mijnbouw levert zwavel, aluin, zout en in het gebergte wat goud. De voorn, industrieën zijn die van katoen en zijde en verder wat huisindustrie. De industrie is voorn, in handen van de Sarten, de handel in die van de Russen, Oesbegen, Joden en Tadsjiks. De voorn, verkeersweg is de Transkaspische spoorweg, die via Tsjardsjoei en Boekhara naar Samarkand en Ferghana gaat. Daarenboven is de Amoe tusschen Patta Hissar en Koengrad bevaarbaar, zij ’t ook moeilijk.

De overige wegen zijn karavaanwegen. — Nederzettingen. De eenige groote plaats is de gelijkn. hoofdstad. Andere noemenswaardige plaatsen zijn Patta Hissar, Karki en Tsjardsjoei (± 20.000 inw.) aan den Amoe. Bij de laatste stad gaat de spoorweg over den Amoe. Verder liggen nog aan den spoorweg Kara-koel, Kardsji (± 26.000 inw.) en Kitab. — Geschiedenis. Het tegenwoordige gebied van B. (Trans-Oxiana en Sogdiana) stond eertijds in betrekking tot het oude Perzische Rijk en werd door Alexander den Grooten veroverd; later behoorde het tot het Hellenistische Bactrische rijk en werd door de Bactri en Sogdianers bewoond. Gedurende den bloeitijd van de Han-dynastie schijnt het onder Chineesche opperheerschappij geraakt te zijn. In 666 beginnen de invallen der Arabieren en in het begin der 10e eeuw werd dit gebied definitief voor den Islam gewonnen.

In het laatst van de 9e eeuw was B. de hoofdstad van het rijk der Samaniden, die in het begin der 11e eeuw door de Seldsjoeken verjaagd werden. Daarop volgt een tijd van verwarring, totdat in 1219 de Mongolen onder Dsjengis-Khan het land veroverden en het, na diens dood, een deel uitmaakte van 't rijk van Dsjagatai. Na 1369 vormde het een deel van het groote rijk van Timoer-Lenk (Tamerlan). Na het uit elkaar vallen hiervan werd het ± 1500 door de Oesbegen veroverd, die sedert onder de dynastieën der Sjeïbaniden (tot 1597), der Astarchaniden (tot 1784), en der tegenwoordige dynastie der Mangitiden het land beheerscht hebben. Vooral de laatste vorsten waren berucht om hun fanatisme, zoodat het land voor alle Europeanen gesloten was. Toen in 1865 Rusland een protectoraat vestigde in Tasjkent, ontbrandde een oorlog tusschen Rusland en B.; in 1868 veroverden de Russen Samarkand en sloot emir Mozafr-Eddin een verdrag, waarbij Samarkand en Katta-Koergan aan Rusland werden afgestaan.

Door het verdrag van 1873, waarbij de Westelijke Pamir bij B. gevoegd werd, werd B. feitelijk een vazalstaat van Rusland. Nog sterker werd de afhankelijkheid onder de regeeringen van de emirs Abdoel-Akhad (1882—1911) en Seid-Mir-Alim. Russische garnizoenen liggen in de stationssteden van den Transkaspischen spoorweg. De regeeringsvorm is de absolute monarchie. De staat is verdeeld in districten, bestuurd door beg’s, deze weer in onderdeelen, onder amlakdar’s, terwijl de gemeenten door aksakals bestuurd worden. Litt.: G. Curzon, Russia in Central Asia (1889); Olufsen, The Emir of Bokhara and his Country (1911).

2) Hoofdstad van het b.g. emiraat, het middelpunt van een uitgestrekte oase, die besproeid wordt door de Miankale, een arm van den benedenSerafsjan aan den Transkasp. spoorweg en centrum van talrijke karavaanwegen, die in verschillende richtingen gaan; 70 a 80.000 inw. De stad is gebouwd in den vorm van een driehoek, van 13 K.M. omtrek en omgeven door een 6 M. hoogen muur, met elf poorten, geflankeerd door torens. Het inwendige is een mengsel van prachtige openbare gebouwen met rijke Arabische architectuur en vervallen leemen huizen, in vuile, smalle, slecht geplaveide straten. Onder de voornaamste gebouwen talrijke moskeeën, o.a. de hoofdmoskee Mirgharab, met een voorhof van 90 M2, een 32 M. hoogen koepel en een met gekleurde tegels ingelegde façade; verder het op een heuvel gebouwde paleis van den emir en het door Abdoellah gebouwde schoolgebouw (=Medresseh) Kokal-tasj. Talrijke kanalen doorsnijden de stad. Zij geldt als een der hoofdmiddelpunten van den Islam en voert den bijnaam van i-Sjerif, de Heilige, en is van oudsher een centrum van Midden-Aziat. kultuur.

De bazaars zijn hoogst belangrijk. B. heeft handelsverkeer met Rusland, China, Indië, Kasjmir, Kaboel en Chokand. De omgeving heeft rijken landbouw en tuinbouw. B. is misschien het oude Trybactra in Sogdiana. In 1209 werd zij door de Kharezmische Turken veroverd en in 1219 door Dsjengis-Khan verwoest; onder Timoer werd het weer een bloeiende stad, ofschoon het overvleugeld werd door diens residentie Samarkand.

< >