Bodmer (johann jakob) - Zwits. schrijver, 1698— 1783, had door zijne aesthetische geschriften grooten invloed op de ontwikkeling der D.ltsche letterkunde. In tegenstelling met Gottsched erkenden B. en zijn trouwe medewerker Breitinger de rechten eener dichterl. phantasie en voelden zij de schoonheid van het bovenzinnelijke in de poëzie; daarom bevalen zij Milton en Klopstock, zelfs den, in Duitschland toen nog zoo goed als onbekenden, Shakespeare ter navolging aan. B. verkondigde zijne denkbeelden reeds in het tijdschrift „Die Discourse der Mahlern” (1721—’23); later schreef hij de werken: Vom Wunderbaren in der Poesie ('40) en Kritische Betrachtungen über die poetischen Gemälde der Dichter (’41); ook vertaalde hij uit Homerus, Milton en Pope.
Verder maakte B. zich verdienstelijk door halfvergeten schrijvers en werken opnieuw uit te geven, bijv.: „Chriemhilden Rache” en „Die Klage” (beide in ’67), de z.g. Manessische „Sammlung von Minnesängern (’68), ende werken van Opitz, Wernicke, Pyra, Lange en Canitz. B.’s vele zangen over bijbelsche onderwerpen (Noah, Die Sintflut), navolgingen van Klopstock’s „Messias”, en zijne drama’s (Marcus Brutus. e. a.) hebben geen waarde. — Servaes, Die Poetik Gottscheds und der Schweizer. (1887).