Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 06-12-2018

Bloedwraak

betekenis & definitie

Bloedwraak. De b. is de nu nog bij somm. volksstammen heerschende plicht om moord door moord te wreken. De grondslag is religieus: de ziel van den Verslagene komt niet tot rust, voordat zijn dood gewroken is, en wreekt zich aan zijn verwanten, totdat deze hun plicht hebben gedaan. De b. is dus niet individueele wraak, veeleer; de oudste vorm van rechtspraak, in een kultuurstadium, waar de enkeling alleen nog maar erkend wordt als deel van de gemeenschap, en een moord dus is: krenking van de gemeenschap, waartoe de verslagene behoorde: er is familiebloed gevloeid, dus de familie moet reageeren. En daar van den moordenaar ’t zelfde geldt, is niet alleen hij, maar de familie of stam, waartoe hij behoort, in zijn geheel verantwoordelijk, en mag aan ieder lid van die gemeenschap de moord gewroken worden.

De bloedwraak treedt derhalve alleen op als iemand een lid van een anderen stam doodt. Door den moord te wreken, wordt weer een moord begaan, die opnieuw om wraak roept, en zoo kan door één moord een bloedveete tusschen twee stammen ontstaan, die vele geslachten duurt, en eindigen kan met beider vernietiging. Zoodra de religieuze basis niet meer in het bewustzijn levendig is, kunnen sociale maatregelen de fatale werking der b. beperken, wat ook bij de meest volken is gebeurd: 1) door de mogelijkheid of zelfs verplichting van geldboete (losprijs) te stellen (de meeste Indogerm. volken, Arabieren), wat in Israël verboden was: Num. 35 : 31 ; 2) door de bloedwraak niet aan alle stamleden tot plicht te stellen, maar alleen aan het gezin van den vermoorde (Afrik, stammen) of alleen aan den zoon van den verslagene (somm. Arische stammen), of door enkel den doodslager zelf aansprakelijk te stellen, niet zijne verwanten (Israël, Mohamm.); 3) door den moordenaar tijd te laten om te vluchten (bij de Arab. Bedoeïenen meest drie dagen), vg. Ex. 2 : 15 w. 4) door te bepalen, dat in bep. maanden geen bloedwraak mag plaats hebben (Arabieren), 5) door het stellen van asylen, waar de moordenaar onschendbaar is, zooals bij de Arab.

Mekka, en in OudIsraël de altaren (Ex. 21 : 13); sedert de Deuteron, wetgeving, waarbij de veelheid van altaren wordt opgeheven, treden de vrijsteden*, als asyl op (Deut. 4 : 41 vv.; Num. 35 : 11 vv.). Hierbij wordt onderscheid gemaakt tusschen moord met voorbedachten rade (waarvoor geen asyl beveiligt) en onvrijwilligen manslag. (Ex. 21 : 12 vv.). — Daar de b. bep. stam- en familieverhoudingen onderstelt, sterft ze, naarmate de staatsidee zich ontwikkelt. Dan neemt de staat de taak over. In Israël en Griekenland is ’t stamverbond door ’t staatsverbond niet geheel overwonnen als de staat er de straf laat uitoefenen door de naaste verwanten van den verslagene (Num. 35 : 11, 24 vv.; Deut. 19 : 11 vv.). Bij de Kelten bestond de b. nog in de 16e eeuw, in Dalmatië en Montenegro nog in 1855, in Indië kwam ze tot in de 19e eeuw sporadisch voor. Tegenw. wordt de b. nog aangetroffen bij vele stammen in Amerika, Afrika en Centr.-Azië, bij de Bedoeïenen, de Albaneezen, Corsicanen en Sardiniers. — Litt. Stoinmetz, Ethnol. Studiën zur ersten Entwick. der Strafe 1894; Frauenstadt, Blutrache und Totschlagsühne 1881; Kohier, Zur Lehre von der Blutrache 1885.

< >